zondag 1 maart 2009

De Kuil.


De Kuil.

Wat ik nou vandaag weer meegemaakt heb; wilt u het weten? Ik zal het uit de doeken doen.
Ik liep mijn rondje weer eens zoals ik meerdere keren per dag doe; dit doe ik nog steeds bij wijze van revalidatie.
Dus, zoals gewoonlijk, loop ik eerst rustig aan naar achteren in de tuin, daarna weer terug en een slag om het huis en daarna voor het huis rechtsaf richting de begraafplaats.
Mijn fysiotherapeut zei dat ik moest lopen en vooral niet stilstaan. Dat schijnt slecht te zijn voor de rug, dus niet een poos blijven kletsen met deze en gene onderweg, maar doorlopen.
Nu is de begraafplaats, vlak bij ons huis, een plek waar je erg weinig kans loopt om aangesproken te worden. Er liggen mensen zat , maar er loopt nooit iemand.
Dus dagelijks maak ik mijn rondjes over die plek. Sommige omwonenden zien me daar wel rondlopen en komen dan natuurlijk met de bekende opmerkingen zoals: “ Ben je vast een plekje aan het uitzoeken?”of “Weinig aanspraak, hè?
Aan dit soort dingen stoor ik me niet; ik loop en kijk rustig rond. Eigenlijk is zo’n plek ook heel rustgevend. Ook hier staan hoge bomen en struiken die ruisend de stilte verbreken en behalve een stel onvermijdelijke roeken waan je je alleen en ver van de bewoonde wereld.
Maar goed, ik liep dus weer eens over die begraafplaats en las opnieuw de grafteksten. Ik was in gedachten verzonken en ineens kwam er een stem uit de grond: ”Hallo”.
Het is erg moeilijk om te beschrijven wat er met mij gebeurde, maar ik zal het proberen.
Mijn tenen begonnen te tintelen en dat trok langzaam omhoog totdat mijn kruin tintelde; al die tijd haalde ik geen adem. Ik stond volledig verstijfd; liep rood aan, omdat mijn ademhaling stilgevallen was en begon toen te trillen. Dat trillen ging over in schudden totdat ik ineens weer een teug lucht binnenkreeg. Gelukkig maar, want naar mijn idee had ik al minuten lang geen adem meer gehaald; de tijd leek stil te staan. Gelukkig kon ik toen ook weer normaal nadenken en ik realiseerde me dat mensen die begraven zijn geen ‘hallo’ meer zeggen tegen een willekeurige voorbijganger.
Weer klonk er een ‘hallo’. Het begon warempel weer een beetje te tintelen bij mij, maar deze keer kon ik mezelf in de hand houden. Ik keek eens goed om me heen, maar er was geen mens te zien. Dat was toch wel heel bizar; of ik hoor ineens stemmen of ik wordt belazerd door...ja, waardoor eigenlijk?
Nu klonk het wat harder: ”Hallo, ik zit hier achter die grote steen in een gat”.
Aha, ik heb alles nog op een rijtje; ik hoor alleen stemmen als ze er ook echt zijn!
Achter een grote grafsteen was inderdaad een groot gat en daarin stond een man ongeveer met zijn kruin ter hoogte van het gras. Grappig als ik ben, boog ik me een beetje voorover en zei dat ik niet wist wat hij aan het doen was, maar dat hij er mooi weer bij had.
De man kon het niet echt waarderen, want hij vertelde me dat hij al bijna drie uur in dat gat stond. Dat gat had hij gegraven, omdat hij de grafdelver verving die naar een begrafenis moest die dag.
Dat vond ik een grappige bijkomstigheid, maar ook hierin kon de man geen humor vinden. Hij vertelde dat hij een diep tweepersoons graf moest graven en omdat hij van de oude stempel was, had hij dat gedaan met een schep en verder niks. Toen hij klaar was, had hij de schep over de rand gekiept en een sprong gemaakt om uit het graf te komen. Helaas was hij zijn redelijk hoge leeftijd even vergeten en nu stond hij met een spitaanval te wachten op hulp.
Ik vertelde hem dat mijn rug het mij verhinderde om hem omhoog te trekken, maar dat ik wel even naar huis kon lopen om een ladder op te halen. Ladder in het gat, man omhoog, ladder omhoog, iedereen blij.
Dus liep ik terug naar huis en in de garage hing de ladder overdwars aan de muur. Mooi op hoogte, zodat je er geen last van hebt.
Toen ik de ladder boven mijn hoofd van de haken tilde, gebeurde het onvermijdelijke: een vlammende pijn schoot door mijn onderrug; deja vu. Het kreng kletterde tegen de grond en ik stond voorover gebogen tegen de werkbank de pijn te verbijten. Het was weer eens wat anders dan hernia pijn. Als je heel stil voorover blijft staan valt het eigenlijk best wel mee.
Maar goed, wat nu? Mijn vrouw is natuurlijk niet thuis; de buren horen mij niet als ik schreeuw, want de garage is dermate goed geïsoleerd dat elk hard geluid binnen blijft en buiten heerst absolute stilte.
Na een half uurtje was ik zat van deze houding dus toen heb ik me om laten vallen. Ik ging ervan uit dat je dan wel recht komt te liggen en vanuit die positie moest het toch mogelijk zijn om weer overeind te komen, nietwaar? Uiteindelijk lukte het. Ik zal u alle details besparen, want die zijn eigenlijk ook niet voor publicatie geschikt.
Ik kwam terug bij de man en ik heb de ladder in de kuil laten zakken en de man klom moeizaam uit het gat. Toen hij eruit was, keek hij me kwaad aan en vroeg waarom het zo ontzettend lang geduurd had. Ik vertelde hem dat het me in de rug was geschoten, maar toen ging hij helemaal over de rooie.
Of ik het leuk vond om een oude man in de maling te nemen en dat er geen respect meer was voor de hard werkende man en dat hij met plezier nog eens zo’n gat zou graven als míjn tijd gekomen was. Tja, ik heb maar niks meer gezegd; het had het waarschijnlijk alleen maar erger gemaakt.
Toen ik de ladder weer omhoog trok schoot het weer in m’n rug, maar de man zat met zijn rug naar me toe briesend op zijn fiets en vertrok richting het dorp.
Uiteindelijk ben ik natuurlijk wel weer thuis gekomen en toen de buurman ’s avonds thuiskwam uit zijn werk heeft die de ladder uit het gat gehaald. Het heeft erg veel moeite gekost om hem uit te leggen hoe die ladder daar terecht was gekomen en eigenlijk gelooft hij me nog steeds niet.
Dit alles is nu vier dagen geleden gebeurt enik loop al weer redelijk rechtop mijn dagelijkse rondjes.
Ik ben zelfs al weer even op de begraafplaats geweest en daar kwam ik de echte grafdelver tegen.
Die man stond foeterend bij het gat te kijken; ik ben er eens naast gaan staan. Toen ik tegen hem zei dat ik het een mooi gat vond en zo mooi recht en diep was hij dat wel met me eens. Hij haalde zijn neus eens goed op en zei dat het gat inderdaad mooi gegraven was, maar hij vroeg zich af hoe het daar kwam.
Verbaasd vertelde ik hem wat er vier dagen geleden gebeurd was en dat die man er veel voor over had gehad om het goed te doen. Ja, dat wist de grafdelver ook wel. De oude man, die hem had vervangen, was nog een liefhebber van het oude ambacht; het betere handwerk. Alleen was het jammer dat ze vroeger nog niet van die gedetailleerde plattegronden hadden, want daar had zijn vervanger geen kaas van gegeten.
Het gat had aan de andere kant van de grote steen gemoeten.
Tja, wie een kuil graaft voor een ander...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten