zaterdag 31 januari 2009

Beesten.


Beesten.

Ik heb u al eens eerder verteld, dat wij een aanloopkat hebben. De kater behoort eigenlijk toe aan een buurvrouw van een paar huizen verderop, maar het is een echte plattelandskater die zo her en der z’n kostje opscharrelt en hier, gezien zijn vette hangbuik, uitstekend in slaagt.
Ik ben een persoon die zo’n beest een klein hapje geeft, omdat hij thuis of elders al genoeg snoepgoed krijgt.
Mijn vrouw staat daar echter anders tegenover. Zij vind dat zielig. Zij vindt, dat die kat best eens verwend mag worden en dat uit zich dan in volle bakjes met melk met een scheutje koffiemelk erdoor, omdat hij dat zo lekker vindt.
Goed, als het daar dan bij bleef, maar nee, plakjes ham,stukjes worst en zelfs de spuitbus met slagroom moest eraan geloven. Ik wist niet wat ik zag toen ik in de keuken kwam en langs het bakje van de vette kater liep. Er lag een dikke plak hausmacher in met een grote toef slagroom erop!
De kransslagaderen van de kat slibden dicht waar je bij stond, maar meneer ging er eens goed voor zitten en begon kleine likjes te nemen van de slagroom afgewisseld met kleine beetjes van de worst.
Het leek wel of hij dat bewust deed. Niet alles ineens opschrokken, nee, genieten, meneer!
En dan te bedenken, dat ik die slagroom bedoeld had voor het nagerecht van een romantisch diner voor twee waar ik mijn vrouw mee wilde verrassen en die slagroom verdween nu in de maag van een corpulente buurtkat.
Ik heb al op internet gezocht of er ook een belangengroep voor obesitaskatten bestaat, maar dat bestaat nog niet. Wel een praatgroep voor eigenaren van vetzuchtige huisdieren waaronder honden, katten en tamme muizen.
Hoera! Ik kan in een praatgroep! Ik hoor ergens bij. Ik kan ergens over meepraten en misschien kan ik dan ook nog eens iets zinnigs zeggen. Je weet maar nooit.
Het contact was snel gelegd, want het was nog in de buurt ook. Verbazingwekkend overigens, dat zo’n praatgroep ook nog allerlei afdelingen heeft die verspreid zijn over het hele land.
Maar goed, ik ben dus naar de praatgroep van eigenaren van obesitas huisdieren afdeling zuid-oost Drenthe geweest en het was gezellig en leerzaam.
We hebben unaniem besloten om de volgende keer onze te zware huisdieren mee te nemen. Dat praat wat gemakkelijker en vaak kom je er dan achter dat jouw beest nog lang niet de ergste is wat ook weer bevorderlijk werkt voor de intermenselijke c.q.dierlijke contacten die wij hebben met onze, o zo geliefde, huisdieren.
De volgende samenkomst was hectisch. Ik had onze kater meegenomen en met mij nog een stuk of tien praatgroepleden. Daarnaast waren er een stuk of vijf honden en ongeveer honderd of tweehonderd witte muizen.
Tja, je ziet het aankomen, hè? De poezen en katers zaten even verlekkerd naar het witte muizengewoel te kijken alvorens in actie te komen en die actie liet hoogstens een seconde of tien op zich wachten. Toen barstte het feest los.
Foei, wat gingen ze tekeer en na een half uurtje zaten de tien poezebeesten met volle pensen snorrend de resten te bekijken. Er viel niet veel meer te bekijken trouwens. Wat losse staarten en koppen en veel witte haren en bloed.
De praatgroep was in één klap gereduceerd tot een honden- en kattengroep. Alle muis eigenaren gingen met lege handen huiswaarts om nooit weer terug te keren en eigenlijk was dat wel goed. Muizenmensen zijn toch anders.
Al met al ben ik een paar maanden wekelijks naar die praatgroep geweest, totdat voor mij de conclusie wel duidelijk was. Het had totaal geen zin en geen enkel nut.
Zo’n kat eet gewoon wat hem voorgezet wordt. Of dat nou worst met slagroom is of een bord vol witte muizen.
Ik zou dus met mijn vrouw naar een praatgroep moeten, want waarom probeert zij elke dag weer om de buik van de kat nog dikker te krijgen, terwijl ze zelf zo strak in haar velletje zit?
Daar kun je oeverloos over doorpraten.

vrijdag 30 januari 2009

Familiedag



Gisteren hadden we een broers en zussen dag. Een jaarlijkse dag die we in alle pais en vree met elkaar doorbrengen. Een dag om met plezier op terug te kijken en een dag om naar uit te kijken.
Hoe anders gaan dan de broers en zussen dagen van mijn vrouw’s kant.
In mijn schoonfamilie hebben we dus ook zo’n jaarlijkse dag. De kinderen en aangetrouwden gaan dan een dag uit. Meestal naar een pretpark of iets in die orde.
Zo’n pretpark is eigenlijk het enige dat prettig is. De rest van de dag is ellende.
Het begint al als de zusters van mijn vrouw aankomen. Stuk voor stuk verzuurde ongetrouwde vrouwen die het niet kunnen hebben dat hun jongste zus wel getrouwd is en dan ook nog gelukkig schijnt te zijn.
Ze benaderen mij dan ook elke keer alsof ik giftig ben. Bij de zogenaamde welkomstzoen wordt er in de lucht gehapt en in plaats van een stevige hand krijg ik zo’n slap ding aangereikt. Kent u het?
Binnen een kwartier zitten ze allemaal aan de koffie en dan barst het geroddel los. Zogenaamd zachtjes, maar net hard genoeg om het te kunnen volgen en zo kom ik er dan weer achter dat zo’n kerel, die al wel een jaar rugklachten heeft, nooit een goede echtgenoot kan zijn en dat het toch wel erg is dat mijn vrouw vast alles alleen in huis moet doen en dat ik me lekker laat bedienen en zo.
Ik vind het dan wel geinig om zachtjes maar duidelijk tegen mijn vrouw te zeggen, dat het standje van gisteravond geweldig was en helemaal niet slecht voor mijn rug. De reacties spreken boekdelen.
Mijn vrouw vertelde daarop nog aan de zusters, dat ik een heet bad met dennengeur klaar had gemaakt toen ze uit haar werk kwam. Een glas rode wijn erbij en allemaal kaarsjes aan. Ze kon er zo instappen om haar moede lijf te ruste te leggen. De dames explodeerden bijna.
Ze vonden het maar vuiligheid en zwaar overdreven valse romantiek die een normale en echte kerel nooit zou doen.
Tja, ik begrijp ook wel dat ze eigenlijk gewoon jaloers zijn en als ze de kans hadden zouden ze meteen in zo’n bad stappen en zich laten verwennen door manlief, maar door hun gedrag stoten ze wel de schaarse mannen af. Er zijn tenslotte nog wel enkele loslopende mannen te vinden, maar die zou je toch voor geen goud aan zulke verzuurde roddelaars willen koppelen?
Ik herinnerde hen aan de manier waarop ik hun zus had leren kennen. Via internet en vroeg of dat geen optie voor hen zou zijn. Internet is redelijk vrijblijvend en je hoeft er de deur niet voor uit. Ideaal voor vastgeroeste huismussen zoals zij.
Nou, dat was niet best. Op internet zaten allemaal criminelen, aanranders, verkrachters en ander onguur gespuis die maar op één ding uit waren en daar waren de dames niet van gediend. O, nee, aan hun lijf geen polonaise!
Mijn vrouw wierp nog tegen, dat wij elkaar hebben leren kennen via een christelijke contact site, maar er was geen beginnen aan. Ze vonden het te erg voor woorden dat zelfs onder een christelijke vlag al zulke viezigheid werd aangeboden en dat zij hun vingers daar nooit aan zouden branden.
Om het gekift een halt toe te roepen stelde ik voor om het pretpark in te gaan. De koffietafel was geweld aangedaan en verzadigd wandelden we naar de attracties.
De meeste zusters pasten echter niet in de attracties vanwege hun niet geringe omvang en dan druk ik het nog zwak uit. Er was eentje die nog een redelijk normaal postuur heeft, maar zij had teveel van de drentse bol gevuld met spijs gegeten en alleen al bij het zien van de achtbaan begon ze spontaan over te geven. Ik kon nog net opzij springen.
Onder de afgunstige blikken van de zussen zijn mijn vrouw en ik toen maar in de achtbaan gegaan en nog in een stuk of wat andere attracties. Heerlijk om even stoom af te blazen.
Goed, zelfs aan deze dag kwam een einde en weer hebben we ons voorgenomen, dat dit echt de laatste keer zou zijn. Dat zeggen we al meerdere jaren en elk jaar weer laten we ons ompraten, want gek genoeg komen de gezusters elk jaar weer met het idee.
Volgend jaar gaan we niet mee. We zetten het vast op de kalender dat er geen familiedag is.
Aan de andere kant is zo’n familiedag ook wel goed, want des te meer waardeer je je eigen familie. Een stel leuke zusters en zwagers, een broer en schoonzus en eenieder gunt elkaar gewoon het licht in de ogen. Als iemand iets te vieren heeft is de ander gewoon blij voor hem of haar. Niet altijd in levende lijve, maar dan wel in gedachten.
Dus volgend jaar toch maar wel een schoonfamiliedag. Het houd je wakker.

vrijdag 23 januari 2009

Pillen.


Pillen.

Zoals sommigen weten zit ik nog een beetje in de lappenmand. Ik herstel van weer een operatie en dat gaat goed, maar ontzettend langzaam.
Om die reden heb ik nogal wat medicijnen geslikt en in mindere mate doe ik dat nog steeds, omdat je zoiets moet afbouwen volgens een geneesheer uit het zuiden des lands.
Om eerlijk te zijn vallen sommige pillen die ik slik onder de opiaten en zo werken ze ook.
Aan de ene kant voel je niet veel pijn meer na het slikken en da’s wel prettig, maar aan de andere kant ben ik dus feitelijk al weken lang behoorlijk stoned. Zo gek als een deur, netjes uitgedrukt.
Dat is trouwens wel handig als je alleen thuis bent, zoals nogal vaak voorkomt door het werk van mijn vrouw.
Veel mensen vragen of dat niet heel eenzaam is zo dagenlang alleen thuis liggen. Maar nee, ik klets tegen alles wat op mijn pad komt en ze kletsen vrolijk terug. De tv is constant aan het woord, maar die negeer ik gewoon. De orchidee en de amaryllis zijn steeds in discussie en de aanloopkat praat ook al honderduit, hoewel hij wel erg slist.
Kortom, een drukte van jewelste bij mij thuis en ergens weet ik ook wel dat het niet helemaal kan kloppen natuurlijk, maar ja, je hebt toch aanspraak, hè?
Nou was ik vanmorgen even buiten om in de tuin rond te kijken. Dat moet van die pillendraaier uit het zuiden. Dat schijnt goed voor mijn herstel te zijn.
Ik was helemaal achter in de tuin toen het weer eens in mijn been schoot. Dat gebeurt altijd als je op het meest verre punt bent en dan nog helemaal terug moet. De laatste pil was zo’n beetje uitgewerkt en dan voel je ineens wel weer alles, maar tegelijkertijd was ik ook nog vreselijk wazig.
Over de straat zag ik een jonge man lopen en die heb ik maar geroepen en hij kwam. Nadat ik hem de situatie had uitgelegd liep hij mijn huis binnen om mijn pillen te halen met een glaasje water.
Even later kwam hij weer buiten met het doosje pillen en hij lachtte nog naar mij toen hij rustig wegliep. Jawel, met mijn pillen! Hij riep nog, dat ze daar goud geld voor betaalden in de scene.
Daar stond ik dan. Pijn lijdend in de tuin en bestolen van mijn dierbare drugs. Ik zou bijna een smartlap gaan zingen, maar kon gelukkig nog net op tijd even hard op de binnenkant van mijn wang bijten en dat is altijd afdoende tegen ongewenste opwellingen.
Na een poosje mijn pijn in been en wang verbeten te hebben drong langzaam het afschuwelijke besef door. Ik moest nu afkicken. Hier en nu, alleen in de achtertuin.
Gelukkig steunde de oude appelboom me wel. Hij zei, dat hij altijd voor me zou klaarstaan en dat de perenboom ook vast wel helpen zou als de nood aan de man kwam.
Helaas kwam zijn stem al een beetje minder duidelijk door. Een teken dat de eerste afkick veschijnselen begonnen. Nog even en ik stond er echt alleen voor.
“Ach doe lieber loite”, zou mijn moeder zeggen, want om nou achter in de tuin te gaan liggen afkicken zag ik het niet zo zitten. Dus toen begon de lange tocht naar huis op mijn knieën, terwijl ik me ernstig voornam om nooit weer een huis te kopen met zo’n belachelijk diepe achtertuin.
Ik heb het gehaald en lig weer op mijn bed. De pijn trekt langzaam weg en ik wordt weer helder in mijn hoofd. De planten staan weer gewoon plant te wezen en op de tv zit een knop waarmee ik hem uit kan zetten. Zelfs de aanloopkat ligt te spinnen in plaats van te kletsen.
Al met al heeft dat hele afkick proces toch wel een half uur tot drie kwartier geduurd en ik begin er nooit weer aan. De voordelen wegen bij lange na niet op tegen de nadelen.
Toen ik dus na een uurtje weer fris en fruitig rondliep had ik zin om eens weer lekker eten te koken.
Eigenlijk is er geen lol aan om voor jezelf te koken, het is veel leuker om voor iemand anders te koken en dan hopelijk een smakelijk etende tafelgenote te hebben.
Maar om te vieren dat ik weer helemaal helder was ging ik mezelf eens verwennen met gebakken aardappeltjes,asperges met een gekruide roomsaus en een mals eland biefstukje met paddestoelen,die paddestoelen groeien gewoon bij ons in de tuin, als dat geen feestmaal is!
Na het uitstekend gelukte eten ging ik eerst eens lekker uitbuiken op de bank maar na een minuut of tien begon die rotkat weer tegen me te kletsen en ik begon allerlei vreemde kleuren te zien.
Je kunt tegenwoordig zelfs je eigen gekweekte paddestoelen niet meer vertrouwen.

Vissen II


Vissen II

Ik heb me toch een reacties gehad op mijn vorige stukje over vissen. Niet netjes meer.
Kijk, van zo’n visanalfabeet die wel eens een lekkerbekje op de markt gekocht heeft trek ik me niets aan natuurlijk, maar zoals mijn vader reageerde...
Mijn moeder vertelde me, dat hij met een glimlach begon te lezen. Ha,hij vertelt over vissen!
Even later begon zijn gezicht rood te worden en aan het eind van het verhaal was zijn bloeddruk tot onrustbarende hoogte gestegen, terwijl hij ook een acute aanval van jicht erbij kreeg.
Ik wist niet dat jicht ook door stress kon komen, maar goed, weer wat geleerd, nietwaar?
Het huis was te klein volgens mijn moeder die altijd en onder alle omstandigheden de rust zelve blijft.
Ik kan hier niet de woorden herhalen die hij bezigde, maar een vrije samenvatting is wel noodzakelijk natuurlijk om de visbeleving van mijn vader iets duidelijker te maken.
Volgens hem had iemand toch wel heel erg gefaald in de opvoeding en als ik ooit nog eens iets negatiefs over de edele vissport zou zeggen, dan zou hij hoogstpersoonlijk er wel even voor zorgen dat ik nooit meer in de gelegenheid zou zijn om alleen al een hengel vást te houden en meer woorden van die strekking.
Tussen het schelden door werd er driftig gezocht naar de juiste pijnstillers tegen de jicht, maar die lagen natuurlijk niet op de plek waar ze hoorden te liggen en waar pa ze toch zelf neergelegd had.
Volgens mijn moeder moest hij gewoon beter kijken, maar dat was dan weer tegen het zere been van pa. Een overigens grappige woordspeling in dit geval.
Maar ja, toen was het huis natuurlijk helemaal te klein en ondanks de waarschuwingen van mijn moeder (“denk toch om je bloeddruk”) stond hij op het punt om de tent af te breken.
Gelukkig, of helaas, ging de bel en de onderbuurman stond voor de deur om te vragen of het ook iets rustiger kon.
Nou kan mijn vader met de hele buurt prima opschieten behalve met de onderbuurman en de gevolgen van dit bezoekje waren dan ook voor hem.
De beste man, die nogal slecht ter been is, was binnen tien seconden van de gallerij af en weer in zijn eigen huis. Verbazend toch, welke snelheid oude mensen in nood nog kunnen ontwikkelen. Tot op heden is de man niet meer buiten gezien.
Mijn vader heeft tot aan de lift achter hem aan gezeten, maar toen sloeg een nieuwe jicht golf door zijn been en moest hij het opgeven. Waar jicht al niet goed voor is.
Desalniettemin kan dit alles natuurlijk nooit goed zijn voor zijn gezondheid en dat wil ik ook niet op mijn geweten hebben. Hij moet nog gewoon regelmatig met zijn hengels erop uitgaan en lekker gaan vissen. Ontspannen en niet inzitten over een ontaarde zoon die niets van vissen wil weten.

Gelukkig speelde dit alles zich slechts af in mijn fantasie. Mijn vader zit rustig, met zijn voeten op een bankje, voor de tv zijn bloeddruk laag te houden.
Hij belde me nog wel even op naar aanleiding van mijn verhaaltje en zei, dat hij er erg van genoten had en het fijn vond dat ik de hengel had uitgeprobeerd.
Hij had nog wel een gouden tip: als ik nou weer eens in mijn vijver ging vissen was het toch verstandiger om het haakje er ook af te halen. Dat zou een hoop geld en ergernis schelen.
Tja, verstand komt met de jaren.

donderdag 22 januari 2009

Vissen.


Vissen.

Mijn buurman vroeg of ik een dagje meeging om te vissen aan een kanaal in de buurt.
Helaas voor hem ben ik in de loop van de jaren iets wijzer geworden en heb vriendelijk, maar beslist bedankt voor de uitnodiging.
Vroeger trapte ik er nog wel eens in. Dan ging ik weer vol goede moed mee onder het motto: het zal toch ook eens leuk moeten zijn?
Maar nee. Alleen maar ellende. Kou, natte kleren en die enkele keer dat ik een vis uit het water haalde was hij ondermaats of niet te eten. U moet daarbij denken aan stekelbaarsjes, glasaal en baby scholletjes.
In het begin overkwam het mij wel dat ik de hengel ophaalde uit verveling (je moet toch iets doen na een uur te hebben gekeken naar een dobber die niet bewoog) waarop ik mij verwonderde, dat er een pier aan de haak zat in plaats van een made. Het bleek een miniem palinkje te zijn.
Als zoiets nou een keertje voorvalt, alla, maar voor mij was het schering en inslag en dan heb je toch gauw de lol eraf. Vooral als je maten, die verderop zitten, leefnetten vol vis mee naar huis nemen.
We gingen ook wel eens aan de kust vissen en dan het liefst bij guur weer. Regen en kou, dat was blijkbaar echt iets voor de doorgewinterde visser.
Het is voorgekomen, dat iemand anders mij dan moest helpen bij het plassen, omdat ik geen idee meer had waar mijn handen zaten. Zo gevoelloos waren ze geworden terwijl ik nog wel mijn volle blaas voelde.
Nee, ik ben geen visser en daarmee ben ik ook een buitenbeentje in de familie. Mijn opa was visser op zee en mijn vader en broer c.q. zwagers deden soms niets liever dan vissen. Op binnenwateren en op zee.
Wel heb ik jaren geleden ,toen de kinderen nog klein waren, een vissekom gehad met twee goudvissen, maar de manier waarop ik die vissen verzorgde viel ook al niet in goede aarde.
Binnen een paar weken was de kom groen en kon je geen vissen meer zien. Een natuurlijk effect als je zo’n kom niet grondig reinigt, dus ik aan de slag met chloor, want mijn moeder had mij geleerd dat je met chloor alles schoon kreeg en het ruikt zo fris, nietwaar?
Ik ging ervan uit dat ook de vissen dat wel zouden waarderen, maar niets was minder waar.
Binnen tien minuten na het reinigen van de kom lagen ze zielloos op hun rugjes te dobberen op het wateroppervlak.
Nou ja, kan gebeuren natuurlijk. De overgang van een groene kom naar een kom waarin je ineens alles ziet is ook groot en ik had me laten vertellen dat goudvissen nogal tere zieltjes hebben.
Dus, op naar de dierenwinkel en ik heb twee nieuwe vissen gekocht, terwijl mijn vrouw de kom nog maar eens goed uitspoelde, omdat ze op de gedachte kwam, dat chloor misschien niet zo goed voor ze was. Een gedachte die na wat navraag wel plausibel was.
Maar goed, dat krijg je als je geen binding met die beesten hebt. Als we bijvoorbeeld een weekje weg gingen kiepte ik de kom leeg in de gracht met de plechtige woorden:” Leve de vrijheid!”
Als we terugkwamen kocht ik weer twee nieuwe vissen en klaar is kees.
Tja, als je dan wat ouder wordt kom je er natuurlijk wel achter dat dit niet de manier is waarop je met levende wezens omgaat.
Misschien hebben we daarom nu ter compensatie grote vijvers met vissen. Mooie goudwindes en andere soorten vijvervissen.
We proberen het op een zo natuurlijk mogelijke manier te doen met veel waterplanten en stromend water en dat gaat erg goed. Het is een lust voor het oog en ik heb de indruk dat de vissen zich thuis voelen bij ons.
Op de een of andere manier voelen ze het aan wanneer ze eten krijgen, want als we met de emmer met voer aan komen lopen verzamelen ze zich razendsnel op een vaste plek en dan is het feest in het water. Ze proberen elkaar af te troeven met het eten. Wie kan het hoogste uit het water springen en wie kan de meeste korrels in zijn bek krijgen in één hap. Kortom, een lust voor het oog en ik heb nog steeds niet de neiging om weer een hengel aan te schaffen.
Maar mijn vader probeert al jaren mij weer een hengel aan te smeren. Meestal heeft hij wel een paar hengels achter in de auto liggen en als hij langs komt moet ik altijd even kijken en dan begint het verhaal weer: Gerard, moet je nou es kijken wat een hengel, wat een evenwicht, wat een souplesse, hoe lekker ligt dat in de hand enzovoort.
Vorige week ben ik uiteindelijk bezweken en heb ik een hengel in ontvangst genomen, waarop mijn vader helemaal verguld weer huiswaarts ging. Eindelijk had hij zijn jongste zoon weer op het rechte pad.
Gisteren stond ik bij de vijver een beetje te peinzen. Het zonnetje scheen en ineens kreeg ik het idee om de hengel eens uit te proberen. Wat kon me gebeuren tenslotte. Lekker achter huis aan de waterkant, een lekkere stoel met dikke kussens, vers gezette koffie erbij. Wie doet me wat.
Ik heb een paar uur heerlijk zitten vissen en niets gevangen, natuurlijk, want voor de zekerheid had ik niets aan de haak gedaan. De vissen groeien me niet op de rug.
De volgende dag was wel een tegenvaller. De vijver bleek lek. Vijftig kuup water weg en een stuk of veertig dooie vissen lagen op de bodem.
Mijn opoe zei ooit al dat de vis duur betaald werd.

maandag 12 januari 2009

Kleinkinderen.


Kleinkinderen.

Afgelopen nacht droomde ik dat de kleinkinderen kwamen logeren. Nou heb ik nog geen kleinkinderen maar een man mag toch dromen, nietwaar?
De kleinkinderen kwamen dus. Johan van 4 jaar en Inge van 3. Eentje van mijn zoon en schoondochter en eentje van mijn dochter en schoonzoon. Ze doen het rustig aan.
Ze vinden het dan leuker voor de kinderen om zo’n logeerpartijtje te combineren, want dan hebben de kinderen elkaar ook nog om te spelen en dan hoeven opa en oma zich niet de hele tijd bezig te houden met de kleintjes. Wij worden tenslotte ook al een dagje ouder en er zit niet meer zoveel rek in als vroeger toen we onze hand niet omdraaiden voor continu diensten met bezigheidstherapie.
Enfin, Johan is het gewend om ’s morgens vroeg om een uur of zeven al de tent af te breken als je hem niet bezighoudt en Inge is een langslaper. Een wondertje op zich, want waar vind je nou een kind van drie jaar die houdt van uitslapen. Ze heeft dat van mijn zoon die vroeger precies zo was en vanwege dat uitslapen is Inge ’s morgens mijn lieveling. Dat draait wel bij naarmate de dag vordert.
Als Inge nog ver weg in dromenland verkeert is Johan al druk met het bouwen van huizen en het aanleggen van wegen waarop even later file’s staan met meegebrachte autootjes.
Tegen de tijd dat Inge wakker wordt is het huis al een puinhoop. Wel een gezellige puinhoop trouwens. Je moet goed kijken waar je je voeten neerzet, want voor je het weet heb je iets kapot gemaakt waar Johan blijkbaar grote waarde aan hechtte en dan is het huis te klein. Foei, wat kan dat kereltje dan een keel opzetten.
Ik ga meestal eerst even bij de buren langs als de jongelui komen logeren. Alleen even om ze voor te bereiden op de vroege lawaai scenes.
De eerste keer had ik daar niet bij stil gestaan, maar binnen een paar minuten stonden er al buren aan de deur om te vragen of ik het normaal vond om zo vroeg al een varken te slachten. We wonen wel op het platteland, maar zelfs hier is dat not done.
Ik heb ze toen maar even mee naar binnen genomen om ze met eigen ogen de brulboei te laten aanschouwen. Ze waren diep onder de indruk. Zo klein en dan zo’n volume.
Als Inge wakker is gaan ze eerst gezamelijk in bad en dan met de bubbels aan. Dat vinden ze nog steeds leuk. Oma en ik zijn daar al lang op uitgekeken, maar we zijn blij dat we de kleinkinderen er een lol mee doen. Bij ons willen ze altijd wel twee keer per dag in bad en dat mag.
Na het badderen gaan we naar buiten. Meestal heb ik wel wat te doen in de garage en Johan helpt me dan. Hij heeft een kleine overall en klompjes tegen de koude voeten en als er dan eens een hamer valt hoef je niet bang te zijn voor blauwe teennagels.
Toch is dat raar, Inge toont daar in het geheel geen belangstelling voor en Johan is niet uit de garage weg te slaan. Dat is geen opgelegd rolpatroon, maar het zit gewoon in de aard van het beestje. Johan wil bouwen en timmeren, terwijl Inge veel liever met oma in de tuin rond scharrelt en helpt met onkruid wieden. Althans, dat is haar bedoeling maar je moet haar goed in de gaten houden.
Laatst lette mijn vrouw niet zo goed op en toen had Inge een heel bed met jonge aanplant in haar emmer gestampt en ze vond het kale stuk grond wat overbleef heel netjes. Oma heeft haar een dikke lollie gegeven voor de hulp en zich voorgenomen om haar in het vervolg niet meer uit het oog te verliezen. De vaste plantjes groeien ons niet op de rug.
Zo vliegt de dag voorbij en tegen het eind van de middag komt meestal de vraag wat we gaan eten en dan noem ik altijd de dingen die zij niet lusten, zoals spruitjes of gekookte witlof en de verontwaardiging is elke keer weer even groot.
Uiteindelijk eten we dan natuurlijk pannekoeken of patat of opa’s macaroni, want het is natuurlijk wel een soort kinderfeestje zo’n logeerpartijtje bij opa en oma.
Na een paar dagen worden ze weer opgehaald door onze kinderen. Ze komen voorrijden in grote stationcars, want het is nogal een verhuizing als zo’n klein kind een paar daagjes de deur uit is.
Tassen vol speelgoed en kleding gaan er elke keer mee, terwijl ze eigenlijk amper naar al dat spul omgekeken hebben. Johan vind uiteindelijk een stuk hout in de garage van opa veel leuker dan de lego dozen en Inge’s nageltjes zijn zwart van de tuinaarde, terwijl haar barbies ongebruikt met hun beautycases in de koffer zitten.
Samen zwaaien we ze uit tot ze uit het gezichtsveld verdwenen zijn en met een zucht gaan we in ons rustige huisje bij de kachel zitten. Die rust is wel weer lekker, maar ook weer wennen. Hopelijk komen ze gauw weer logeren.

zaterdag 10 januari 2009

Buurman.


Buurman.

Gisteren ben ik een dagje met mijn buurman op stap geweest.
Tja, dat lijkt een kleine onbeduidende mededeling, maar het is toch niet iets alledaags. Ik zal het u uitleggen en bij het begin beginnen. Da’s zo gebeurd en een kleine moeite mijnerzijds.
Als ik normaal een dagje wegga dan doe ik dat met mijn vrouw, maar zij zit al een tijd in de lappenmand en het begon bij mij een beetje te kriebelen. Kent u dat?
Ik werd een beetje ongedurig. De tuin was ineens niet groot genoeg meer en even boodschappen doen is ook niet leuk in je eentje. Kortom, ik moest even andere lucht opsnuiven.
Toevallig sprak ik de buurman. Zo’n buurpraatje over de heg en hij vertelde, dat hij van zijn vrouw een nieuwe broek moest kopen, maar daar dus helemaal geen zin in had. Hij had nog twee broeken en zag de noodzaak niet van een derde, want je kunt er toch maar eentje tegelijk aan hebben,aldus mijn buurman.
Ik zag mijn kans schoon en vroeg of hij het leuker zou vinden als ik mee zou gaan in de wetenschap dat zijn vrouw de broek aan heeft thuis en dat die broek voor de buurman er dus onherroepelijk moest komen.
In de wetenschap dat een broek eigenlijk zo gekocht was als je er geen hoge eisen aan stelde en dat we dan de rest van de middag onze eigen gang konden gaan ging buurman akkoord.
Gisteren zijn we dus in de auto gestapt en naar Emmen gegaan. Ik weet een plek waar je voor twee euro de hele middag je auto kwijt kunt en we zijn de eerste de beste kledingwinkel in gegaan.
Helaas blijkt mijn buurman een aparte maat te hebben. Wel lang, maar geen buik. In tegenstelling, formaatje kleuter met de lange benen van een volwassen kerel en dan is een broek niet zo snel gekocht.
We togen van de ene naar de andere winkel en overal hetzelfde liedje, geen passende broek.
Ik begon door te krijgen waarom mijn buurvrouw hem alleen op pad stuurde. Het was geen doen om in de normale confectiewinkels iets passends te vinden en ze had hem wel net genoeg geld voor zoiets meegegeven.
Na bijna twee uur zoeken waren we er zat van. We wilden ook nog ergens wat gaan drinken en een potje biljart spelen zoals het normale kerels betaamt die gezamelijk in de stad lopen, dus heb ik hem meegenomen naar een maatkleding zaak en daar hadden ze eindelijk een passende broek.
Ik heb de rest bijbetaald. Een fors bedrag, maar dat had ik er wel voor over om van de broek af te zijn en om nog even te genieten van ons middagje uit.
Toen op zoek naar de eerste de beste kroeg met een biljart en die was gelukkig zo gevonden. Een gezellig bruin café met deze keer nou eens echt verse koffie.
Buurman nam natuurlijk een koude pils, maar ik moest nog rijden en ook biljarten gaat niet samen met alcohol. Althans, dat is mijn overtuiging.
Nou ben ik redelijk fanatiek met biljarten. Ik wil wel voor de lol spelen, maar desondanks wil ik wel winnen. Dat is nu eenmaal de aard van het beestje.
Mijn buurman had zijn bier in een ommezien op en een tweede stond alweer voor zijn neus. Dat ging goed als hij zo doorging, want als je het niet meer zo helder ziet is biljarten erg moeilijk.
Toch won hij de eerste partij van tien over rood waarna we een partijtje driebanden zouden doen. Voor de zekerheid bestelde ik nog een pilsje voor hem, maar binnen een kwartier stond hij weer ruim voor en hij begon het steeds leuker te vinden.
Volgens hem was het al zeker dertig jaar geleden dat hij gebiljart had, maar het viel hem mee. Eigenlijk was het maar een simpel spelletje en hij vond het maar raar dat ik, ondanks mijn jarenlange biljart ervaring, niet van hem kon winnen.
Goed, na nog een stuk of wat pilsjes begon hij zelfs series te maken. Iets wat bij driebanden normaal gesproken voorbehouden is voor de ervaren spelers en mijn ervaring en serieuze aanpak werd vakkundig de grond ingeboord.
Aan het eind van de middag was dan eindelijk het leed geleden. Hij had het wel bekeken met die drie ballen en hij verlangde naar huis en naar de soep van moeder de vrouw. Een verlangen waar ik maar wat graag aan wilde voldoen, want voor mij was de lol er wel vanaf. Ik kon beter een andere sport zoeken als ik zelfs door een aangeschoten buurman al verslagen werd.
Toen we thuis waren riep hij nog dat het erg gezellig was geweest en dat ik de volgende keer wel met een voorsprong mocht beginnen om het leuk te houden.
Ik wacht wel tot mijn vrouw weer met me mee kan.

donderdag 8 januari 2009

IJsvrij




Vandaag las ik dat ambtenaren in Den Haag ijsvrij kregen en dat wekte toch een zweempje van jaloezie op.
Ik ben geen ambtenaar en als ik het aan mijn werkgever zou vragen zou hij kijken of hij water zag branden. Een overigens toepasselijke manier van kijken als er om ijsvrij gevraagd wordt.
Als antwoord zou hij geven dat ik een snipperdag zou kunnen nemen als het werk het toeliet. We zijn tenslotte geen schoolkinderen meer en er moet gewerkt worden om je brood te verdienen.
Nou ja, als ik werkgever zou zijn zou ik er waarschijnlijk precies hetzelfde over denken. In tegenstelling tot de rechten van een baas heb je als werknemer vakantie en snipperdagen die gewoon doorbetaald worden. Als je ziek bent dan bel je even en je wordt doorbetaald terwijl je op je bed ligt. Kortom, we hebben het nog niet zo gek voor elkaar.
Maar om dan ook nog ijsvrij te krijgen op kosten van de baas, dat gaat wel erg ver, zo niet te ver.
Echter, laten we nu eens aannemen dat ik ijsvrij zou krijgen. Al was het alleen maar even om er een leuk verhaaltje over te kunnen schrijven.
Goed, nadat we dus met z’n allen om acht uur aan het werk zijn gegaan kwam de baas met een snaakse blik op de afdeling en hij vertelde dat hij een verassing voor ons had. Na enige momenten van stilte om de spanning op te voeren kwam hij met het verlossende bericht: we kregen allemaal de rest van de dag ijsvrij!
Gillend en joelend stormden we met de hele kluit naar buiten. Op weg naar het ijs!
Goed, in de praktijk blijkt dat de meerderheid naar huis gaat, want schaatsen is iets uit een grijs verleden en een heup is zo gebroken nietwaar?
Ik niet natuurlijk. Nee, ik ga naar een bevriend echtpaar waarvan ik weet dat hij schaatsen heeft en dat hij mijn schoenmaat heeft en ik weet ook zeker dat zijn baas niet zo gek is als die van mij, dus hij moet gewoon de hele dag werken. Zijn schaatsen kan ik dus wel lenen.
Nadat ik de schaatsen bemachtigd had ging ik op zoek naar een mooi en rustig stuk natuurijs. Vooral rustig, want het is al zeker dertig jaar geleden dat ik geschaatst heb en ook toen kon ik het niet goed.
Ik wilde dus een rustige en ruime plek opzoeken om niet al te zeer voor schut te gaan.
Na een uurtje rondrijden vond ik een schitterende plas. Groot,mooi en en niemand te zien. Wat wil een amateurtje nog meer.
Na de schaatsen aangetrokken te hebben, vroeger moest je ze onderbinden maar tegenwoordig trek je ze aan, probeerde ik de eerste voorzichtige slagen op het ijs. Het was glad. Erg glad en voor ik er erg in had lag ik op mijn rug met mijn benen in de lucht. Foei, dat deed nog lelijk zeer ook.
Maar een beetje kerel laat zich natuurlijk niet kennen en in mijn achterhoofd had ik toch het idee dat misschien iemand mij had zien vallen op een nogal radicale manier, dus ik trok mezelf overeind aan een paar graspollen aan de kant en ging even zitten om de ergste pijn weg te laten trekken.
Na een minuut of tien was ik goed genoeg hersteld en probeerde ik het nogmaals. Een paar lange slagen vooruit en waarempel, het ging! Ik was trots op mezelf en zwierde als een prof over het ijs.
Het ging ongeveer dertig meter goed toen ik met mijn linkerbeen een slag wilde maken, maar mijn voet ging rechtuit in plaats van linksaf. Ik zat met mijn schaats in een scheur en dat geeft een heel vreemde sensatie in je enkel.
Toen ik languit op mijn kin kletterde en het metaal van een schaats hoorde breken dacht ik nog, dat ik blij moest zijn dat het metaal brak en niet mijn enkel.
Maar goed, met een bloedende kin en een pijnlijke en verdraaide enkel lag ik midden op de ijsvloer te bedenken hoe ik aan de kant kon komen.
Dat viel mee, want uit de bosjes kwamen een paar vrouwen met kinderen die alles gezien hadden en wel genoten hadden van mijn gestuntel, maar nu ook wel inzagen dat ik hulp nodig had. Ze hesen me omhoog en ondersteunden me terwijl ik naar de kant kreupelde.
Toen ik genoeg moed verzameld had ben ik naar de auto gegaan en naar huis gereden. Dat klinkt simpel, maar het was een lijdensweg. Van de waterkant naar de auto lag een bloedspoor van het bloed dat uit mijn kin druppelde. Wat kan dat lekken als je ijskoud bent.
Thuis gekomen heeft mijn vrouw me eerst uitgelachen en daarna verbonden en mijn enkel in het ijs gezet alsof die nog niet koud genoeg was, maar dat moest nou eenmaal volgens haar. Het ging de zwelling tegen die toch al aanzienlijk was.
De volgende morgen heeft ze me uit bed geholpen en met de auto naar mijn werk gebracht en daar bleek dat al mijn collega’s fris en fruitig binnen kwamen. Niemand had een blessure of zelfs maar spierpijn en toen ze mijn relaas hoorden waren ze oprecht verbaasd dat ik echt was gaan schaatsen na al die schaatsloze jaren en ik werd acuut gepromoveerd tot de schlemiel van de afdeling.
De baas kwam nog even vragen of het schaatsen bij iedereen goed bevallen was en een massaal gejuich klonk op. Het overstemde tenminste mijn gekreun.
Tijdens de pauze bleek trouwens dat ik de enige was geweest die op het ijs was geweest. De rest had lekker warm een dagje bij de kachel doorgebracht.
Misschien was dat ook wel verstandig geweest.

vrijdag 2 januari 2009

Openbaar vervoer.


Openbaar vervoer.


Laatst heb ik een klein reisverslagje geschreven over mijn tripje naar Emmen met de bus en alle nadelige gevolgen die dat tripje had voor mijn mening over het openbaar vervoer.
Enkele lezers vonden dat toch wel wat kort door de bocht, omdat je niet kunt oordelen op basis van zo’n enkel ritje, dus heb ik een mijn weerzin overwonnen en heb het nu iets uitgebreider aangepakt.
Dat ik deze overwinning op mezelf de desbetreffende lezers zeer kwalijk neem moge blijken uit het volgende reisverslag c.q. overlevingstocht.
Mijn reis begon in Assen, hoewel ik daar niet woon, maar het enige openbare vervoer van mijn huis naar het dichtsbijzijnde station is nu eenmaal de bus en dat vertik ik, netjes uitgedrukt.
Dus ik ben met de auto naar Assen gereden en daar op de trein gestapt. Makkelijk gezegd, moeilijk gedaan, want zie eerst maar eens een parkeerplaatsje te vinden.
Uiteindelijk is dat gelukt en nadat ik me een paar minuten wezenloos ergerde over de parkeertarieven ben ik op zoek gegaan naar het kaartverkooploket, een overigens mooi galgenwoordje.
Dit loket vond ik dus niet en na wat rondvragen bleek ik zo’n kaartjes automaat te moeten gebruiken.
Nu ben ik niet eens een computer analfabeet, maar ik heb er toch ruim een kwartier over gedaan om het juiste kaartje naar de juiste bestemming te bemachtigen en ondertussen was mijn tweede trein al vertrokken.
Desalniettemin, ik had mezelf voorgenomen om met open vizier deze dag tegemoet te treden, dus ik laat me niet door zo’n apparaat uit het veld slaan.
Even later in de trein. Ik zit op een niet al te comfortabele loveseat, een tweezitsbank mag je het niet noemen gezien de afmeting, naast een zwaarlijvige vrouw en de gedwongen intimiteit van het dij tegen dij zitten bevalt mij slecht en ik verlang sterk naar het strakke figuur van mijn eigen vrouw.
Ook nu weer bedenk ik me dat elk nadeel een voordeel heeft. Wat zal het thuiskomen vanavond prettig zijn!
Bij Zwolle aangekomen verlaat deze vrouw gelukkig de trein samen met vele anderen, maar alle plaatsen worden weer door nieuwe treinkuddes ingenomen. Nu zit er een man naast mij en zo mogelijk nog dikker dan de vrouw. Hij is keurig in het pak, maar verspreidt een onaangename transpiratie lucht en ik vermoed dat dit aroma ook aan mij gaat kleven voor de rest van de dag.
Vlak voor Amsterdam komt de trein ineens tot stilstand. Heel vreemd midden in een weiland en ik zit verbaasd te wachten op een mededeling van de machinist waarom we stilstaan.
Het lijkt wel of de ervaren reiziger dit gewend is, want er komt heel weinig reactie. De meeste mensen lezen hun krantje en kijken niet op of om.
Dit zonder uitleg stilstaan duurt bijna een kwartier. Bijna vijftien minuten! Ineens begint de trein weer langzaam te rijden om een paar honderd meter verderop weer stil te staan en weer zonder uitleg. Erg frustrerend, maar ik leg me er maar bij neer. Een conducteur vragen naar de reden heeft toch geen zin gezien zijn reactie toen ik vroeg waar de koffiekar bleef. Een meewarig lachje was het enige wat hij produceerde en hij zag mij duidelijk aan voor een trein beginneling.
Na een paar minuten komen we weer op gang en nu rijden we door tot aan Amsterdam Centraal alwaar ik uitstap. Eerst koffie drinken.
Het verlangen bekruipt me om een gezellig verwarmd terras te zoeken op de Dam en dan de hele dag lekker mensjes kijken, aan het eind van de middag een taxi bestellen naar Assen en dan met de auto naar huis. Kost wat, maar dan heb je ook wat.
Maar nee, ik kan dat niet rechtvaardigen tegenover mijn lezers, dus na de koffie ben ik op zoek gegaan naar de metro. Jawel.
Ik moet zeggen, dat de metro mij meeviel. Het was er redelijk schoon en ik zat nu eens niet klem tussen een raampje en een ander persoon.
Het ging ook snel en dat de ramen net zo vies waren als in de trein maakt niet uit, want je hebt toch geen uitzicht.
Aan de andere kant van Amsterdam kwam ik weer boven de grond. Evenzogoed een rare gedachte als je door de stad loopt dat er dan onder je voeten een heel andere wereld aan de gang is.
Goed, nu nog op zoek naar een tramhalte waar een tram stopt die richting centrum gaat en die is vrij snel gevonden .
Volgens mij ben ik de enige passagier die betaalt. De rest loopt zonder op of om te zien door en ploft neer of gaat aan een beugel hangen. Tegen de tijd dat de chauffeur met mij afgerekend heeft, hij kijkt mij ondertussen knap smerig aan, zijn er alleen nog een paar beugels in het gangpad vrij.
Ik zou zeggen: probeer het zelf eens. Mensen betalen goud geld in pretparken voor zo’n achtbaan enzo, maar voor een kaartje in de tram krijg je hetzelfde, zo niet meer. Het is een achtbaan en botsauto’s in één.
Ik begrijp niet hoe de oudere Amsterdammers dit zonder botbreuken overleven. Je wordt van de ene kant naar de andere kant gesmeten en het onverhoedse remmen en optrekken is een aanslag op spiergroepen die een normaal mens niet of nauwelijks gebruikt.
Wel begrijp ik nu beter, dat Amsterdammers bekend staan om hun nogal groffe taalgebruik. Door die enkele rit met de tram heb ik mijn vocabulaire ook aardig aan kunnen vullen. Er schieten je allerlei enge ziektes en dergelijke door je hoofd als je half overdwars zwevend door een bocht giert.
Toch heb ik zonder ernstige ongelukken het centrum gehaald en ben op het eerste het beste terrasje neergezegen om bij te komen onder het genot van een dampende kop koffie.
Toen na een half uur de ernstigste trillingen in mijn benen afgenomen waren ben ik te voet terug naar het station gegaan. Het was al half acht en gelukkig na de avondspits dus.
Van de terugreis valt niet zoveel te vertellen. Ik had de ruimte. ’s Avonds schijnen er niet veel mensen te reizen en het was wel gezellig met een groep jongelui die zo’n drent als ik wel leuk vonden, ik heb mijn belevenissen verteld en zij deelden een trompetvormige sigaret met mij. Erg hygiënisch vond ik dat niet, omdat we allemaal aan hetzelfde mondstuk lurkten, maar ik wilde ook weer niet moeilijk doen en het werd steeds gezelliger. We hebben ontzettend gelachen, maar waarom weet ik eigenlijk niet meer.
Toen ik na de treinreis eindelijk mijn auto had terug gevonden en ging betalen bij de automaat kreeg ik weer vreselijk de slappe lach. Wat erg die prijzen. Een dagje parkeren op zo’n parkeerplaats kostte bijna net zoveel als mijn retourtje naar Amsterdam.
Aan het eind van de avond was ik thuis. Een beetje rozig stapte ik binnen en vertelde in geuren en kleuren mijn terugreis waarop mijn vrouw ontzettend moest lachen, maar ze wilde me niet vertellen waarom. Daar zou ik nog wel eens achter komen.
Alles bij elkaar genomen hou ik het in het vervolg toch maar bij de auto.