donderdag 24 december 2009

de Oldtimer


De Oldtimer.

Zoals u heeft kunnen zien ben ik een tijdje afwezig geweest. Ik had zogenaamde bezigheden buitenshuis of iets dergelijks, maar nu ben ik er weer en ik zal u even op de hoogte brengen van de dingen waar ik nu mee bezig ben.
Mijn laatste wapenfeit was de aankoop van een oldtimer. Een heuse Mercedes van 30 jaar oud; een luxe barrel. Een auto van meer dan anderhalve ton die op diesel rijdt, althans, als het de oude heer belieft te rijden en daar moet hij nogal lang over nadenken als ik hem probeer te starten. Ik zal dat even beschrijven, da’s duidelijker.
’s Morgens loop ik naar de auto. Hij staat een beetje op de tocht onder de carport en ik heb de indruk dat hij me dat niet in dank afneemt. Hij staat de hele nacht met zijn neus tegen de garagedeur aan te kijken en ik kan me ook wel voorstellen dat dat frustreert. Constant die tocht om je banden heen terwijl er een verwarmde garage binnen bereik is. Maar ja, die garage is voor mijn kluswerk en als ik dat bakbeest erin zet kan ik er niet lekker meer uit de voeten, dus: ik in de garage en de auto er voor.
Dat mijn auto ietwat chagarijnig is, blijkt al als ik het slot van de deur wil openen. Hij spartelt tegen, hij kraakt en uiteindelijk komt het nippeltje aan de binnenkant van de deur omhoog; ik kan er in.
Als ik eenmaal zit, moet ik de deur met een forse klap dicht doen, want hij gaat nog moeilijker dicht dan open. Enfin, het zal de leeftijd wel zijn.
Daarna komt het ritueel van het starten. Dat vergt belachelijk veel geduld, een erg mooie karaktertrek die ik helaas niet bezit.
Goed, sleutel in het contact en omdraaien totdat het oranje lampje gaat branden. Meneer moet eerst voorgloeien en daar neemt hij op zijn gemak zijn tijd voor. Terwijl ik krampachtig een kerstliedje fluit, gaat na een paar minuten het lampje uit. Ha! Hij is zover!
Nu draai ik de sleutel nog een slag verder en jawel, een diep geraas klinkt uit de machine kamer, de nokkenas knalt heen en weer en de zuigers gaan van links naar rechts in plaats van naar boven en beneden.
Plots heerst er weer stilte. Nou ja, kan gebeuren nietwaar? En wederom draai ik de sleutel tot het oranje lampje gaat branden en deze keer dooft het lampje al iets sneller: ik was nog maar halverwege “stille nacht”. Nogmaals draai ik de sleutel helemaal om en weer klinkt het kabaal. Voorzichtig moet ik een beetje gas bijgeven en na een paar explosies slaat de motor nu echt aan.
Ik heb een vrij lange oprit naast mijn huis en die staat helemaal vol rook. Bij de buren hoor ik ramen dichtslaan. Verstandig, die rook krijg je niet snel meer uit je huis.
Ik zet de automatische versnellingsbak in de D van drive en vervolgens gebeurt er niets. Ik wil vooruit, maar de auto moet daar eerst nog eens over nadenken blijkbaar. Het schijnt dat dat een poosje duurt als de motor koud is. Eerst moet de olie rondgepompt worden en als die olie ook goed door de versnellingsbak is gepompt, begint hij pas met werken. Weer een paar minuten later komt er dan toch beweging in de auto. Hij doet het!
Heel voorzichtig rol ik de oprit af en als ik bij de straat kom, zie ik dat er een auto aankomt, maar die is nog een paar honderd meter weg, dus, gas!
Helaas, die ouwe bak heeft er nog geen zin in. Het gaspedaal gaat wel naar beneden, de 3000 kubieke centiliters beginnen te ronken, maar daar blijft het dan ook wel bij. De passerende auto moet een metertje uitwijken om mijn accellererende automobiel te ontwijken. Voorwaar een droevig resultaat.
Ik sprak laatst een persoon die dezelfde Mercedes heeft. Ook een liefhebber en hij verwoordde het aldus: in plaats van paardekrachten heb ik kreupele ezels onder de motorkap en als ik gas geef, gaan die ezels ook nog eerst overleggen wie als eerste zal beginnen met lopen.
U begrijpt, dit is een wagen waar je vooral je rust bij moet bewaren. Even snel weg of even snel inhalen is er niet bij. Nee, kalmte kan mij redden.
Ik twijfelde een tijdje geleden tussen een BMW cabrio en een echte oldtimer. Ik heb dus gekozen voor deze oldtimer. Heerlijk rustig. Ik hoop dat iemand de volgende keer mij tegen mezelf in bescherming kan nemen zodat ik een iets passender auto koop.
Zojuist werd ik ingehaald door mijn buurman. De beste man loopt met een rollator.

woensdag 23 september 2009

Dobberen.


Dobberen.

Ik was van plan om van vandaag eens weer een hangdag in te lassen. Zo’n dag waarop een mens lekker lanterfant, navelstaart en nog meer van die nutteloze dingen doet. Halverwege de ochtend kwam ik net lekker in de stemming. Ik slenterde wat door de tuin, zocht de jonge visjes en negeerde de dingen die nog moesten gebeuren. Onkruid is tenslotte ook een plant en dat kan er morgen ook nog wel uit. Vandaag vind ik het allemaal best.
Helaas kan mijn vrouw dat niet. Zij loopt volledig gestresst door de tuin. Ze ziet alleen het werk dat nog moet gebeuren en windt zich er dan steeds meer over op dat dat nog steeds niet klaar is.
Zo ook vandaag. Ik zag haar aankomen met een rode kleur en een verwilderde blik in haar ogen; het was weer zover. Al van een afstand begon ze op te sommen dat het onkruid nog gewied moest worden, het dode blad uit de vijvers gevist moest worden, de terrassen schoon gemaakt moesten worden en zo ratelde ze nog een poosje door. Ik was in gedachten alweer heel ergens anders en toen ze stil werd vroeg ik wat ze zei...
Tja, toen was de wereld helemaal te klein natuurlijk. Wat toen volgde is niet voor herhaling vatbaar.
Maar goed, ik ben dat gewend en voor dat soort gevallen heb ik altijd wat achter de hand. Zo ook deze keer natuurlijk. Tijdens een adempauze van haar vroeg ik of ze zin had om lekker naar het bronnenbad in Nieuweschans te gaan. Lekker dobberen. Heerlijk relaxen. Kortom: jezelf even goed verwennen.
Bingo natuurlijk. Ze klaarde meteen op en vrolijk ging ze de boel klaarmaken. Zwemspullen mee, handdoek, badslippers en binnen een kwartiertje was ze klaar voor de reis.
Een uurtje later lagen we te dobberen in het zoute, warme water. Het was een weldaad, zo te drijven zonder zorgen, zo nu en dan eens langs de masage stralen die onder water je spieren los maken.
Tot zover ging alles goed, totdat mijn vrouw onder een harde straal ging staan die bedoeld is voor je nek en schouders. Die gaat erg hard, maar het kan heel ontspannend werken. Helaas had ze haar bikini aan getrokken en dat is niet de nieuwste bikini meer. Dat werd duidelijk toen haar halsbandje knapte door de keiharde straal. Door de straal werd haar bovenstukje finaal afgetrokken en verdween ergens onder water.
Ondertussen lag ik aan de andere kant van het bad lekker op mijn rug te drijven waardoor ik niets in de gaten had, maar toen ik weer ging staan zag ik vaag iemand wild met de armen zwaaien. Dat is het lastige van een zwembad, mijn bril lag in het kluisje en dat betekent in mijn geval dat ik vage figuren zie en zeker niets of niemand herken.
Na een tijdje ben ik dan op zoek gegaan naar mijn vrouw en ik vond haar uiteindelijk in een hoek en tot aan haar kin in het water. Ze siste dat haar bovenstukje weg was en haar ogen schoten vuur, omdat ik niet reageerde op het zwaaien en omdat ik haar alleen had gelaten. Op zo’n moment moet je niets terug zeggen. Gewoon mee doen met het ach en wee en ondertussen snel proberen om dat rottige bovenstukje te vinden.
Even later zag ik het ding. Op de bodem ook nog en door dat zoute water kun je niet duiken. Je blijft drijven en als je je ogen open doet onder water kom je erachter dat dat ook niet handig is. Na een tijdje kon ik weer wat zien met mijn betraande ogen. Foei, wat bijt dat zoute water.
Toen probeerde ik het ding met mijn voeten boven water te krijgen. Het zat vast in een afvoer en ik moest erg veel kracht zetten om het los te krijgen. Na een poosje worstelen lukte het. Het bovenstukje was gered! Jammer genoeg was het helemaal aan flarden. Met de beste wil van de wereld kon het niet meer bedekken wat het moest bedekken. Nou vind ik dat wel leuk, maar mijn vrouw kon er de lol niet van inzien; ze werd steeds kwader.
In zo’n geval heeft zo’n bronnenbad wel zijn beperkingen. Alles moet rustig en stil zijn. Buiten dat, probeer maar eens onder water te blijven. Dat gaat niet door het zout. Zodoende hadden een aantal badgasten de zegeningen van mijn vrouw al mogen aanschouwen. Ik begon zo kwaad mogelijk rond te kijken wat resulteerde in het wegkijken van de meesten en zo dreven wij langzaam naar de uitgang.
Toen moesten we er nog uit om een handdoek om te kunnen slaan. De afstand van de trap naar het rek waar onze handdoeken hingen was hooguit een meter of vijf, dus dat moest te doen zijn zonder op te vallen. Net op het moment dat mijn vrouw uit het water was en een sprintje zou trekken naar de reddende handdoek werd ze hardhandig met haar neus op de feiten gedrukt: de tegels naast een zwembad zijn nat en meestal spekglad. Haar benen vlogen omhoog en met een klap viel ze op haar rug. Een paar seconden bleef ze verdwaasd liggen voor het besef doordrong dat ze snel een handdoek wilde. Te laat. Waar ze allemaal vandaan kwamen was voor mij een raadsel, maar er stonden ineens allemaal mensen over haar heen gebogen. Nee nee, vooral even blijven liggen, mevrouw, gaat het een beetje? Er was een malloot bij die hartmasage wilde doen, maar die heb ik een mep gegeven onder het motto: afblijven,da’s van mij.
Met een hoogrode kleur kwam mijn vrouw weer in de benen. Er was gelukkig niets aan de hand behalve haar gekrenkte trots. Een badmeester zei nog dat een half uurtje in een ligstoel wel verplicht was na het badderen, maar mijn vrouw wilde maar één ding: eruit en naar huis. Zodoende waren we halverwege de middag al weer thuis en hebben we heerlijk in de tuin gezeten en naar de vogeltjes gekeken. De cirkel was weer rond.

donderdag 6 augustus 2009

Beestenboel deel 2


Watergevecht.
Zoals u aan de foto kunt zien zit de reiger weer op de nok van ons huis. Hij doet alsof er niets gebeurd is en hij slaapt de slaap der zogenaamde rechtvaardigen. U vraagt zich natuurlijk af hoe dit kan. Volgens mijn bedoelingen zou de reiger nu ergens druipend en behoorlijk ontdaan zijn verlies zitten te verwerken. Helaas, niets van dat alles dus. Ik zal het uitleggen.
Vanmorgen, in alle vroegte, kwam ik mijn bed uit. Gapend en nog lang niet uitgeslapen, maar het vooruitzicht om mijn oude specialiteit weer eens te gebruiken, stemde mij vrolijk en welgemoed. Hop, de paden op, de lanen in, vooruit met veel geweld!
Het feit dat ik mijn oude scherpschutters kwaliteiten weer eens zou gebruiken, maakte mij ongeduldig. Ik zou die reiger feilloos van mijn dak af schieten. Jammer dat het zo vroeg was, want daardoor had ik geen publiek. Zelfs mijn bloedeigen vrouw wenste me succes en draaide zich daarna weer om en sliep weer verder; niet wetend dat haar echtgenoot zich een echte man zou tonen in het gevecht tussen mens en roofdier. Ha, alsof dat roofdier ook maar een schijn van kans zou hebben tegen mij!
Goed, beneden in de keuken, op tafel en nog in de verpakking, lag de mega super soaker of hoe dat ding ook mag heten. In de rest van het verhaal noem ik het ding gewoon waterpistool, da’s gemakkelijker. Toen ik hem eindelijk uit de verpakking had, bleek dat hij nog gemonteerd moest worden. Nou ja, snel dan maar, want straks was die reiger wakker al op jacht naar onze vissen. Er zat een uitgebreide montage beschrijving bij met plaatjes en al; alsof ik niet eens een stuk speelgoed in elkaar kon zetten. Twee minuten later had ik het waterpistool klaar. Even het reservoir vullen met water. Er ging toch wel veel water in zo’n ding en toen pompen om de druk op te bouwen. Foei, ik ben wel vijf minuten aan het pompen geweest. Op het laatst ging het erg zwaar, maar ik wilde dan ook een waterdruk hebben die de reiger in één keer van het dak zou blazen!
Nu was het nog belangrijk om de reiger ongemerkt te benaderen. Hij mocht mij dus niet horen. Ook dit is voor mij een peuleschil. Waar zo’n militaire opleiding al niet goed voor is. Ja, ik heb er vaak laatdunkend over gedaan, maar nu kwam mij al deze kennis toch wel goed van pas. Met dun nylon draad omwikkelde ik mijn benen, dan hoor je je lange broek niet als je loopt; daarna mijn bovenlichaam en als toetje nog wat zwarte vegen in mijn gezicht met schoenpoets. Dan herkent zo’n beest je niet als mens in het halfdonker. U ziet, overal is aan gedacht. Alweer had ik een helder moment: ik ging door de voordeur naar buiten, omdat de achterdeur piept. Die moet ik nog steeds smeren, maar ja, het blijft er steeds bij. Eenmaal buiten aangekomen ging ik in de tijgersluipgang langs het huis gebruik makend van de natuurlijke beschuttingen natuurlijk en zo kwam ik op een goed punt achter het huis.
De reiger ontwaakte net. Hij stond op de nok van het huis wat slaperig om zich heen te kijken en het leek alsof hij even smakte en begerig naar de voorste vijver keek.
Heel voorzichtig legde ik aan. Ik keek door het vizier en kreeg de waterige ogen van de reiger precies in het midden. Mijn wijsvinger kromde zich aan de trekker en ik regelde mijn ademhaling; dat is belangrijk als je zuiver wilt schieten. Ik voelde de tegendruk van de trekker en toen kwam het moment, ik schoot!
Nou ja, ik had misschien toch de montage handleiding moeten lezen. De super dunne waterstraal kwam met een enorme kracht uit de achterkant van het geweer, recht in mijn rechteroog. Ik besefte niet eens wat er gebeurde. Schreeuwend viel ik achterover en ik maakte blijkbaar zo’n kabaal dat mijn vrouw en zelfs onze buren in een zucht naast me stonden.
Bij de huisartsenpost bleek gelukkig dat mijn oog niet ernstig beschadigd was. Het zou nog wel een tijd rood en gevoelig zijn en ik moet de eerste dagen zalf erin doen en een oogkapje dragen, maar er is geen blijvende schade. Wel zal ik met de schaamte moeten leren leven; ik heb verloren van een reiger, een reiger die amper wakker was ook nog.
Mijn vrouw vertelde me dat hij nog een kleine tien minuten op het dak had gestaan en toen wegvloog naar de sloot bij de achterburen. Hij keek niet eens naar onze vijvers.

woensdag 5 augustus 2009

Beestenboel.


Beestenboel.

Wij zijn weer terug van twee weken vakantie in de Belgische ardennen, we hebben genoten van twee weken mooi weer in onze tent. De regen die viel, viel ’s nachts, dus dat klinkt gezellig op het tentdoek volgens mijn vrouw. Het zal wel. Ik krijg uitsluitend aandrang om te plassen van dat geluid en dat is lastig in een tent met minimaal comfort, maar dat terzijde.
We zijn dus weer thuis en de beesten wachtten ons al op. De twee aanloopkatten stonden direct bij de achterdeur te schreeuwen om melk. Ik denk dat ze thuis uitsluitend water bij hun brokjes krijgen.
Toen we even later door de tuin liepen en met het emmertje visvoer op de brug gingen staan kwamen alle vissen direct druk boven zwemmen zoals ze gewend zijn te doen als ze eten krijgen.
Da’s toch vreemd; vissen schijnen weinig tot geen hersens te hebben en ze hebben een geheugen van een paar seconden volgens de boeken. Hoe kunnen ze dan na twee weken precies weten op welke tijd en waar ze eten krijgen als wij op die plek gaan staan? De hele dag zwemmen ze overal in de vijver. Sommigen zijn erg actief en anderen houden zich de hele dag schuil in het onderwaterbos van zuurstofplanten, maar rond het avondeten worden ze op de een of andere manier oplettend. Zodra wij dus op de brug gaan staan is het feest. Ze duikelen over elkaar heen in afwachting van de korrels die wij gooien.
Goed, tot zover niets aan de hand. Alle beesten hebben de vakantie blijkbaar overleefd, maar nu hebben we wel een heel vreemde kostganger erbij: een reiger. Jawel. U weet misschien dat ik vaak vogeltjes aantrek. Ik weet ook niet hoe dat komt, maar die beestjes hebben wat met mij schijnbaar. Ik vind dat leuk en kan uren met zo’n klein meesje of een ander vogeltje in de weer zijn. Reigers vind ik ook mooie vogels, maar niet in onze tuin, omdat reigers de onhebbelijke gewoonte hebben om vijvervissen als een delicatesse te zien. Vijverviisen die wij duur gekocht hebben en ook nog goed verzorgen. Dus zodra ik een reiger bij onze tuin zie, of erger nog, zodra er een reiger naast een van onze vijvers staat, verander ik in een jager. Met veel lawaai verjaag ik hem of ik probeer hem te raken met alles wat mij voorhanden komt. Tot nu toe was dat afdoende. Zo nu en dan verdween er wel eens een vis, omdat je nou eenmaal niet altijd toezicht kunt houden, maar met de pasgeboren visjes erbij houdt het zichzelf aardig op peil. Nu is er dus een gekke reiger die heeft besloten om te blijven. Tegen de avond strijkt meneer neer op de nok van ons dak en is er niet meer weg te krijgen.
Op het dak klimmen is geen optie; het is eenvoudig te hoog en te steil en dat heeft die reiger natuurlijk door. Mijn buurman is van de weeromstuit ook al een fanatiek reigerjager geworden. Toen wij thuiskwamen, vertelde hij dat de reiger er al een dag of drie zat. Tegen de avond kwam hij en ’s morgens heel vroeg staat zijn ontbijt al klaar natuurlijk, althans, zwemt zijn ontbijt al voor zijn neus.
Als ik reiger was wist ik het ook wel.
De buurman heeft een stuk of wat aardappels naar de reiger gegooid. Allemaal mis, totdat de buurvrouw er een stokje voor stak anders hadden ze zelf geen aardappels meer op hun bord. Omdat het zo hoog is ziet die vogel die aardappels ook aankomen natuurlijk. Soms doet hij even een stapje opzij of hij bukt even. Verder beweegt hij niet eens en dat is frustrerend voor een goede gooier zoals buurman zegt te zijn. Op de kermis heeft hij wel altijd prijs met blikjes gooien. Enfin, onze buurman heeft het opgegeven. Hij laat de reiger met rust.
Vanavond heb ik het nog even geprobeerd met kleine steentjes. Niet groot genoeg om hem te verwonden, da’s ook weer niet de bedoeling, maar meer om hem te laten schrikken zodat hij een rustiger slaapplek opzoekt in de omgeving. U raadt het al: geen effect. De reiger zit lekker door zijn knieën gezakt op de nok. Hij zit goed in evenwicht en vindt het allemaal wel best ondanks een gooiende en schreeuwende man die ook nog in zijn handen klapt om meer lawaai te maken.
Ik begin die vogel ervan te verdenken dat hij oordopjes gebruikt, net als mijn vrouw. Als zij wil slapen duwt ze van die schuimrubberen dingen in haar oren en vervolgens kun je praten wat je wilt, ze hoort niets meer. Dat heeft zo z’n voordelen, want op dat tijdstip kan ik al mijn frustraties kwijt van de afgelopen dag. Ik zeg het haar ronduit zonder voorzichtig mijn woorden te kiezen. Ik zeg haar precies hoe ik erover denk en hoe ik het in het vervolg wil. Recht voor haar raap. Daarna val ik zeer voldaan in slaap. Ik kan het u aanraden; koop van die dingen voor uw vrouw en u slaapt een stuk beter.
O ja, het ging over onze onverstoorbare reiger. Een zwager van mij gebruikt een supersoaker om ongewenste katten uit zijn tuin te verjagen. Kent u zo’n ding? Zo’n kingsize waterpistool. Je pompt hem op en dan kun je er behoorlijk ver mee schieten.
Goed, ik dus naar de speelgoedwinkel. Die dingen blijk je in alle maten te kunnen kopen! De verkoper zag mij een beetje onzeker bij de supersoakers staan kijken en kwam vragen of hij mij kon helpen. Ja, dat kon. Of het een kadootje was? Ja, nou! Die reiger zal niet weten wat hem overkomt!
Maar goed, zo’n verkoper gaat dat ook niets aan dus ik heb maar gezegd dat het voor mijn kleinzoon was en dat hij flink ver moest kunnen schieten. De euro tekens stonden de man al in de ogen en hij nam me mee naar een rek met mega-super-power-soakers kompleet met vizier en extra groot water magazijn. Dit was wateroorlog voeren op nineau! Met deze waterstraal kon je een erwt op tien meter afstand van een paaltje schieten dus een reiger moest dan ook wel lukken, toch? De verkoper heeft hem keurig ingepakt met een mooie strik erom en daarna nam hij blij mijn euro’s in ontvangst. Hij zal wel op vakantie gaan na deze deal.
Tja, voor dit bedrag had ik de reiger zijn gang kunnen laten gaan: vreet maar op! En daarna gewoon allemaal nieuwe vissen kopen. Dan was ik misschien nog goedkoper uit geweest, maar het is nu een ere zaak geworden. Wie wint er: de stoïcijnse reiger of ik.
We zullen het morgenochtend om een uur of vijf zien. Bij zonsopgang lig ik klaar, verdekt opgesteld natuurlijk, op mijn buik met mijn watergeweer, ha! En dan zien we een doorweekte reiger die nooit weer terug komt of een zeer teleurgestelde verhaaltjesschrijver.

maandag 13 juli 2009

Vakantie.


Vakantie.

Het is weer zover. We moeten op vakantie, met de tent en liefst zo ver mogelijk weg.
Voor een gedeelte van de mensen is dit een jaarlijks terugkerend feest. Iets om lang naar toe te leven. Voor mij is het een noodzakelijk kwaad en alleen maar bedoeld om mijn vrouw een beetje tevreden te houden. Ik veins enthousiasme en stap, in stilte zuchtend, in onze afgeladen auto om de verre reis aan te vangen.
In eerste instantie zouden we naar Tjechië; voor mij verschrikkelijk ver weg. We zijn daar twee jaar geleden op vakantie geweest en het was puur geluk dat we daar zonder noemenswaardige ongelukken weer weg zijn gekomen. Niemand heeft daar iets geleerd over verkeersregels. Het recht van de sterkste geldt daar en als je niet hondsbrutaal bent, kom je daar ook nooit weer weg omdat niemand je voorrang geeft. Een kwestie van ogen dicht, gas geven en hopen dat ze remmen. Wat was ik in stilte dankbaar dat het daar deze zomer slecht weer was. Overstromingen, koud, kortom, daar wil je niet naartoe voor een warme en ontspannen vakantie.
Maar goed, mijn vrouw heeft een broer die ook verknocht is aan verre reizen en hij had nog een mooi adresje voor ons in de Ardennen. Een fraaie camping. Niet te groot en met een kasteel.
Mijn vrouw was gelijk verkocht; daar moesten we heen! Het hele jaar zitten we in een kasteel ons dagelijks brood te verdienen en nu moeten we in onze vakantie weer in een kasteel, of in ons geval, in een tent ernaast. De wegen van de vrouw zijn soms ondoorgrondelijk.
De belgische ardennen dus. Aardig volk die belgen. Gemakkelijk ook. Dat vind je ook terug in het feit dat de belgen denken dat iedereen daar de weg weet. Vandaar dat ze zo minimaal mogelijk wegwijzers neerzetten. Waarom zou je ook als iedereen toch al weet waar ze wezen moeten. Gemakshalve vergeten ze dan even die domme hollanders die direct over de grens al verdwalen. Tot en met Maastricht is er geen vuiltje aan de lucht. Daarna echter lijkt het op een middernachtelijke dropping in een vreemd bos: geen bord meer te bekennen en als er wel een bord staat, is hij goed verdekt opgesteld in de bosjes. Daar kom je dan pas achter als je al een kilometer of vijftig de verkeerde kant op rijdt. De weg vragen heeft ook al geen zin aangezien ze daar een vreemd soort frans spreken en dat verstaan wij dan weer niet. Ze lachen erbij en maken wilde, brede armgebaren maar voor hetzelfde geld leggen ze je uit hoe je de echte belgische frieten moet frituren. Na zo’n lange tirade heb je nog geen idee waar je bent. Om een eind aan de spraakverwarring te maken roep je dan een paar keer “merci” en “au revoir” en dan knijp je ertussen uit. Dag, belg, ik zoek het zelf wel uit. U begrijpt het al, ik ben er vaker geweest en ondanks de eigenaardigheden van de bewoners blijft het een mooi land.
Helaas volgt nu de volgende stap, de voorbereiding. Dit houdt in dat alle benodigdheden bij elkaar gezocht moeten worden. Ik had in een verloren kwartiertje even een lijstje gemaakt van wat ik dacht nodig te hebben voor zo’n vakantie, maar dat lijstje was lang niet compleet volgens mijn vrouw.
Nee, er werden nog zo’n drie A-4tjes aan toegevoegd en dat schijnen we allemaal nodig te hebben.
In mijn naïviteit dacht ik dat kamperen nog echt kamperen was. Een klapstoeltje om op te zitten, een luchtbed om op te slapen en een brandertje om iets warms te kunnen maken. Veel meer kan een mens in een tent toch niet nodig hebben?
Nou, volgens mijn eega hebben we allebei een standenstoel nodig met goede kussens en een voetenbankje, een kastje om het gasstel op te zetten, electrisch licht, een electrisch opblaasbaar luchtmatras, ons eigen beddegoed en, tot overmaat van ramp, het koffiezet apparaat. Kijk, dan begin ik toch lichtelijk opstandig te worden. Een koffiezet apparaat. In een tent aan een snel stromende rivier. Waar is de romantiek van de eenvoud gebleven.
Eigenlijk ga ik al een beetje tegen mijn zin kamperen, maar als ik dan eenmaal zover ben dat ik mezelf over die grens heengezet heb dan wil ik ook kamperen. Afzien. Terug naar vroeger toen we nog blij waren als we een plastic bekertje met warm water kregen en dan met acht man een theezakje moesten delen. Als je dan de laatste was, had je pech. Er was geen smaak meer uit te persen, maar we bleven lachen en jaren later hadden we het er nog over tijdens de lange koude winteravonden voor de open haard. Ja, dat waren nog eens tijden. Daar moet je nu eens om komen. Als het koffiezetapparaat niet mee kan hebben ze geen fijne vakantie.
Nou, ik heb mijn besluit genomen: we blijven thuis! Om mijn vrouw een plezier te doen zet ik achter in de tuin de tent op. Dan kan zij lekker op het luchtbed en heb ik ons waterbed helemaal voor mezelf.
Zo nu en dan kan ze koffie komen drinken bij mij. Vers gezette koffie. Mensen, wat een rust!

zaterdag 4 juli 2009

Vogels


De laatste tijd heb ik wel veel meegemaakt, elke dag gebeurt er wel wat tenslotte, maar ik heb weinig opgeschreven. Men schijnt zich daar zorgen over te maken; misschien is er iets met mij aan de hand? Heb ik geen inspiratie meer? Of erger, gebeurt er gewoon niets meer in mijn doorsnee leventje? Gelukkig, niets van dat alles. Ik had gewoon geen tijd. Druk, druk, druk en als ik het eens niet druk had, was ik te moe om te schrijven.
Ik had wel wat beters te doen, vond ik. Lekker languit in bad liggen en naar mijn navel staren, in de tuin zitten en naar de visjes in de vijvers kijken, op de bank liggen en naar het plafond kijken, kortom, allemaal dingen die een man bij tijd en wijle moet doen. Maar goed, ik neem aan dat u daar niet in geïnteresseerd bent.
Afgelopen week was ik de hele week op mijn werk midden in de bossen in Overijssel op een prachtig landgoed. Het zal u niet verbazen dat daar veel dieren en vogels leven en zoals u weet kan ik daar erg van genieten.
De achterkant van het gebouw waarin ik meestal werk, is volledig begroeid met wilde wingerd en dat is weer een mooie plek voor vogels om te nestelen. Er zitten veel merels, kwikstaartjes, bonte spechten, groenlingen en een enkele mus en mees.
Afgelopen dinsdag was er een jong koolmeesje zo dom om uit het nest te vallen. Hij was natuurlijk te nieuwsgierig wat er allemaal te beleven viel buiten zijn kleine wereldje. Hij zag pa en ma steeds wegvliegen en even later weer terug komen met allerlei lekkers. Dat trok, dat lonkte, dat was uiteindelijk sterker dan zijn ietwat bangelijke karakter.
Hij had waarschijnlijk niet verwacht dat hij ineens een paar meter naar beneden zou vallen want hij zat mij verschrikt vanaf de stoep aan te kijken en was zo onder de indruk van mijn reusachige gestalte boven hem dat hij gewillig alles met zich liet doen. Een soort fatalistische overlevings drang.
Ik pakte het vogeltje op en wilde hem op een tak zetten, maar dat zag meneer niet zitten. Nee, hij had greep op mijn vinger met zijn minieme nageltjes en liet niet meer los. Hij had de rand van het nest losgelaten en was niet van plan weer iets los te laten.
Tja, daar stond ik dan met het meesje. Ik keek hem aan en hij keek mij aan. Even kreeg ik de indruk dat hij mij een knipoog gaf, maar dat kon ook toeval zijn. Van de weeromstuit begon ik tegen hem te praten. Ik vertelde hem dat het wel een beetje onhandig was zo de hele tijd te moeten rondlopen met een vogeltje op mijn vinger. Ik vroeg hem of hij niet op mijn schouder wilde zitten. Dan had ik mijn handen vrij en zo had hij ook een goed uitzicht. Ik blij, hij blij, wat wil een vogel nog meer. Na een paar pogingen liet hij eindelijk mijn vinger los. Wondelijk hoeveel kracht er dan nog in zulke kleine pootjes zit. Even later zat hij dus op mijn schouder. Hij vond dat blijkbaar een beetje eng want hij kroop steeds verder in mijn nek. Nu moest ik weer oppassen met het draaien van mijn hoofd zodat hij niet klem kwam te zitten. Na een tijdje begon hij zelfs zo nu en dan te piepen op een manier die deed vermoeden dat hij het erg naar zijn zin had.
Even later ben ik naar binnen gegaan en heb ik wat werk gedaan. Het meesje zat nog steeds stevig in mijn nek en toen ik een poosje stil zat dommelde hij weg. Hij had zijn nageltje vast in mijn kraag gedreven en sliep de slaap der onschuldigen. Uit mijn ooghoek zag ik hem slapen en warempel, het was slaap verwekkend om zo’n vogeltje in dromenland te zien.
Een uurtje later was hij weer wakker en heb ik weer geprobeerd om hem in de wingerd te zetten. Hij liet blijken dat hij het hier niet mee eens was door een vogelpoepje op mijn kraag te leggen. Uiteindelijk was hij bereid om op mijn vinger over te stappen. De overstap naar het “grote, donkere bos” was echter teveel gevraagd. Er zat niets anders op, ik heb nageltje voor nageltje los getrokken en hem op een stevige tak gezet met een veilige ondergrond. Hier heeft hij nog een half uurtje op gezeten en ineens fladderde hij naar hogere regionen. Eigenlijk kon hij al beter vliegen dan ik had verwacht.
Na een poosje poetsen met een nat doekje was mijn kraag weer schoon en had ik een leuke herinnering aan een zeer eigenzinnig koolmeesje. Ik hoop dat hij nog eens terug komt als hij groot is om te laten zien wat er van hem terecht is gekomen.

vrijdag 29 mei 2009

Bos.


Bos.

Gisteren liep ik weer eens in het bos te wandelen. Even uitwaaien en van de natuur genieten.
De laatste tijd ben ik nogal regelmatig met tante Bep bezig geweest; u heeft daar sommige dingen van kunnen lezen, maar nu wilde ik eens even geen tante om aan te denken. Alleen mezelf.
Gisteren had ik het bos bij Exloo uitgekozen. Een mooi bos met mooie wandelpaden en veel verwilderde struiken. Ik vind dat het niet te netjes moet zijn. Je moet het idee hebben dat er elk moment een wild beest onder de struiken uit kan komen.
Zonder lawaai te maken, althans dat probeerde ik, liep ik over een zandverstuiving en hier en daar zat een vogeltje te zingen. Niet echt wild dus, maar wat niet is kan nog komen, dus vol goede moed ging ik verder. De paden op, de lanen in, vooruit met ferme tred, of zoiets.
Als ik samen met mijn vrouw in het bos wandel, heeft zij altijd van die ferme wandelschoenen aan. Goed voor de voeten, maar slecht voor de dieren, want bij elke stap klinkt het: kwiek,kwiek.
Ik doe zo zachtjes mogelijk en zij kwiekt er lustig op los met haar schoenen. Wij zien dus nooit een beest of vogel van dichtbij, maar nu was ik alleen dus alle kans dat ik wat zou zien. Het was echter stil in het bos en eigenlijk begon ik me al een beetje te vervelen na een half uurtje. Er was niets bijzonders te zien. Geen zeldzame vogels, geen konijnen, laat staan een ree die ik heel soms ook wel eens tegenkom.
Ineens keerden mijn kansen. Een meter of tien, vijftien rechts van mij kwam er rumoer uit de struiken. ‘Wat ruist daar door het struikgewas’ klonk in mijn hoofd. Zachtjes liep ik verder en ik probeerde dichter bij te komen zonder het beest of, nog mooier, de beesten te laten schrikken.
Het lawaai werd duidelijker. Sommige takken bewogen wild heen en weer. Dit was iets groots!
Terwijl ik me zo klein mogelijk maakte, liep ik een halve ronde om de stuiken heen om tegen de wind in dichterbij te komen. Als je de wind mee hebt, ruiken wilde dieren je meteen en dan is het einde verhaal. Finito met het avontuur. Zeg maar dag met je handje.
Ik was tot op een paar meter genaderd en lag nu helemaal op mijn buik vol spanning wachtend op wat er komen ging. Mijn fototoestel lag zoals gewoonlijk thuis en mijn mobiele telefoon, waar ik ook wel eens foto’s mee maak, lag in de auto dus mijn vrouw zou me weer eens op mijn woord moeten geloven als ik later in geuren en kleuren zou vertellen wat ik die middag had gezien in het bos.
Ineens klonk er een dierlijk geluid, een soort gekreun direct gevolgd door een langgerekte schreeuw. Dit geluid had ik nog nooit van een dier gehoord hoewel er wel iets bekends in zat.
Even later kwam er beweging in de struiken en ineens zag ik twee bezwete hoofden uit de bladeren komen, gevolgd door twee naakte lijven; een man en vrouw, poedelnaakt, stonden ineens voor mijn neus.
Tja, daar lag ik dan onder de wind. Ze hadden me inderdaad niet geroken, maar wat had ik graag gewild dat ze me wel geroken hadden of gehoord. Ongezien door het bos sluipen is mooi, maar nu had ik toch liever in de tuin van tante Bep gewerkt.
In zulke situaties zeg ik meestal de stomste dingen. Ook nu. Ik zei: “Ik weet niet wat jullie aan het doen waren, maar jullie hebben er mooi weer bij”.
Het sloeg natuurlijk nergens op, maar de vrouw zei met een hoogrode kleur dat het inderdaad prachtig weer was, hoewel ze het wel een beetje benauwd vond.
Nou ja, daar kon ik wel een reden voor bedenken, maar ik ben er maar niet op ingegaan. Na een vluchtige groet liep ik in snelwandel tempo terug richting de auto.
Toen ik thuis kwam vroeg mijn vrouw of ik nog iets bijzonders meegemaakt had in het bos en ik vertelde mijn belevenissen.
Nadat ze bijgekomen was van het lachen zei ze dat ze de volgende keer mee zou gaan met haar wandelschoenen aan zodat elk stelletje ons al van verre hoorde aankomen.
Moet ik daar nu eigenlijk blij mee zijn?

zaterdag 23 mei 2009

De rozen van tante Bep.


De rozen van tante Bep.

Afgelopen week ben ik weer bij tante Bep langs geweest; even kijken hoe het met haar ging.
Het ging gelukkig goed. Ze liep al wat vlotter, had eigenlijk geen pijn meer aan haar losgeschoten heup en aan haar woordenschat mankeerde ook nog niets.
Ze probeerde me eerst weer brandnetelthee aan te smeren, want dat is immers zo gezond, maar na een kwartiertje uitleggen van mijn kant dat ik dat toch echt niet te pruimen vind, zette ze toch een pot koffie. Ouderwetse pruttelkoffie; erg sterk en erg heet met gekookte melk met vellen.
Tja, die vellen lust ik ook niet en ik had geen zuster bij de hand die ze wel graag lust, dus het was nog een hele klus om om die vellen heen te drinken. Maar goed, ik had de tijd en ik had bijna mijn kop koffie leeg toen tante Bep mij vroeg of ik een klein klusje in de tuin wilde doen voor haar. Normaal zou ze dat zelf even gedaan hebben, maar van de dokter moest ze nog even rustig aan doen.
Zonder verder te vragen, zei ik:”Tuurlijk ,geen punt, doe ik wel eventjes.”Dat had ik beter niet kunnen zeggen, want de rozenstruiken moesten gesnoeid worden. Ik vind het meestal leuk om in de tuin te werken, maar aan rozen heb ik een bloedhekel. Ze zijn mooi als ze bloeien, da’s waar, maar verder ook niet. De struiken zijn ondingen. Je kunt er niet eens voorbij lopen zonder een paar fikse schrammen op te lopen. Hoe voorzichtig je ook bent, je bent de klos. Daarom vind ik rozen alleen mooi als ze bloeien en in een bak bij de bloemist staan. Het is dan wel zaak om er met een boog omheen te lopen en ze ook vooral niet te kopen voor je vrouw, want dan zit je alsnog een week met je handen in het verband.
Desalniettemin, de rozen van tante Bep bleken totaal verwilderd. Een bos van een meter of vijftien over de breedte van de achtertuin. Ik probeerde nog tegenwerpingen te maken: “Het is niet de goede tijd van het jaar” en “Straks bloeien ze helemaal niet of erger nog, ze gaan eraan dood als ik ze nu snoei.” Daar had tante Bep geen boodschap aan. Nee, ze moesten gesnoeid, gekortwiekt, halveren die hap! U begrijpt het al: ik kwam er niet onderuit, dus ben ik in haar schuurtje op zoek gegaan naar goede werkhandschoenen en een snoeischaar. Al snel vond ik zo’n schaar. Uit het jaar nul; zo stomp als wat, je kon er gerust een klein kind mee laten spelen, er was met de beste wil van de wereld geen schade mee aan te richten. De werkhandschoenen die ik vond waren van hetzelfde kaliber. Onbruikbaar dus.
Ik heb tegen tante Bep gezegd dat ik eerst naar huis ging om goed materiaal te halen en dan morgen terug zou komen om de rozen weer in toom te krijgen. Op deze manier had ik nog een hele avond en nacht om een geldige smoes te bedenken, maar hoe ik ook dacht, ik kon er met goed fatsoen niet onderuit. De volgende dag vertrok ik dus richting rozenbos. Een beetje fatalistisch zei ik tegen mijn vrouw: “Zij die zich gaan verwonden, groeten u.”
Ik ben ruim een halve dag bezig geweest om de struiken te snoeien. Mijn armen en handen zaten daarna vol schrammen en sneden, want ook de hele dure handschoenen die ik droeg, waren niet bestand tegen de grootste doornen.
Toen ik eindelijk aan de keukentafel van tante Bep neerzeeg en mijn bebloede handen voorzichtig op het zeiltje legde, zei tante Bep dat ze een heel goed middeltje tegen zulke krasjes had: ingedikte brandnetelthee! Ach, ik was aan het eind van mijn latijn en ik vond alles goed, dus tante Bep schommelde naar de bijkeuken en kwam terug met een pot met een bruinig goedje erin. Ja, ja, er ging toch maar niks boven de aloude huismiddelen die zij nog geleerd had van haar grootvader zaliger. Ik kreeg een paar dikke klodders op mijn armen. Ze deed het met een lepel, want ze wilde het spul liever zelf niet aanraken. Binnen tien seconden begreep ik waarom: ik had net zo goed tot mijn oksels in de brandnetels kunnen gaan staan en als u die pijn vermenigvuldigt met tien komt u ongeveer op hetgeen ik voelde.
Het is niet te beschrijven. Ik stond in de fik, alsof ze met dat botte snoeimes mijn vel aan het afpellen waren. Kent u tijgerbalsem? Smeer dat eens in een open schaafwond. Zo ongeveer was mijn beleving van het smeerseltje van tante Bep.
Intussen ging tante Bep tegenover mij aan tafel zitten en keek me vriendelijk aan. Ze vroeg:”Zeg eens eerlijk, Gerard, doen die schrammen nu nog pijn?”
Om eerlijk te zijn deed de alles overheersende pijn van die ingedikte brandnetels mij de schrammen vergeten, dus terwijl het zweet mij langs mijn rug droop, zei ik met klapperende kaken:”Nee, tante Bep, die schrammen doen geen pijn meer”.
Het heeft twee volle dagen geduurd voordat ik van de pijn af was. Mijn armen en handen zijn nog wel vuurrood en erg gevoelig. Wonderlijk genoeg zijn de schrammen weg. Niets meer van te zien. Toch kies ik de volgende keer voor de schrammen, hoewel ik na deze keer echt nooit meer rozen ga snoeien. Alleen nog pioenrozen.

zaterdag 16 mei 2009

Tante Bep hersteld..


Tante Bep hersteld.

Gisteren ben ik weer eens bij tante Bep langs geweest. Ik had veel te lang gewacht met dit bezoekje, maar hoe gaat dat, druk, druk, druk. Druk met werk, druk met jezelf en dan schiet zo’n simpel bezoekje aan een oude, herstellende tante er weer een tijdje bij in. Tante Bep maalde er niet om. Ze riep op volle kracht dat ze blij was om me te zien en stommelde met een stok door haar huiskamer.
Nadat de koffie was ingeschonken, vertelde ze hoe het haar de laatste paar weken vergaan was. Ze was weer redelijk ter been. Die heup operatie was een fluitje van een cent, hoewel ze wel een knallende koppijn had gehad de dag na de operatie. Het beruchte heupflesje was ze zeker alweer vergeten.
Zo zat ze nog een poosje te vertellen, maar het viel me op dat het meer schreeuwen was dan praten.
Ik vroeg haar of haar gehoor erg achteruit gegaan was de laatste tijd; mijn trommelvliezen begonnen namelijk op te spelen. Maar nee, dat lag niet aan haar oren, brulde ze, ze was nog niet goed genoeg ter been om naar de winkel te lopen en nu waren de baterijen op van haar gehoor apparaat! Tante Bep had namelijk al jaren een gehoor apparaat; zo’n grote uit vroeger tijden. Ze vond het niet belangrijk dat het niet mooi weggewerkt zat. Eigenlijk vond ze het handig , want iedereen zag gelijk dat ze doof was en praatte dan harder. Dat scheelde in de baterijen volgens haar. En batterijen versleet ze bij de vleet. Vier AA baterijen per week. Die zitten in een soort accu in een zakje en van daar loopt een nogal dikke draad naar het apparaat achter haar oor. Een hele instalatie vergeleken met die kleine dingetjes van tegenwoordig. Mijn jongste zoon zei eens dat Tante Bep op een accu liep. Gelukkig had ze hem niet aanstaan op dat moment.
Maar goed,ik kwam voor haar gebroken heup en nadat ik even snel batterijtjes had gehaald kon ze op gewone geluidssterkte vertellen hoe het met haar ging. Nou, dat viel dik mee. Ze redde zich prima. De buurvrouw kookte extra warm eten en dat bracht ze elke dag rond etenstijd en verder deed ze alles zelf. Behalve de tuin. Daar was ze al een paar weken niet geweest, omdat ze niet van het trapje af kon bij de achterdeur. Het was een ouderwets bordesje bij de deur. Iets te hoog met te smalle treden en als je tijdelijk slecht ter been bent is het een onoverkomelijke hindernis.
Ik wilde net aanbieden om een oplossing te bedenken, zodat ze wel weer in de tuin kon komen toen tante Bep vertelde dat ze een klusjesman had laten komen die de trap kon uitbreiden met metselstenen. Dat was de oplossing, maar de beste man vroeg 50 euro voor het materiaal en de moeite.
“Een schijntje”, wilde ik net zeggen, maar tante barstte los; 50 euro! Daar kon ze vroeger zowat het hele huis voor laten schilderen! 50 euro! Alsof de euro’s haar op de rug groeiden en zo tierde ze nog een poosje door.
Nou weet ik toevallig dat tante Bep erg goed in de slappe was zit. Ze heeft meer geld dan ze ooit op zal kunnen maken. Wijlen ome Cor had haar zeer goed verzorgd achter gelaten toen hij de pieren gezelschap ging houden. Helaas zie je vaak dat de rijkste mensen ook de zuinigste zijn en tante Bep was hierop geen uitzondering. Mijn plan om haar van het trapprobleem af te helpen liet ik dus snel weer varen en ik vertelde haar dat ze welliswaar een schat van een tante was, maar tegelijkertijd een grote vrek met verkeerde zuinigheid. Gelukkig kan ze wel tegen dit soort uitspraken van mij.
De srv-man die wekelijks haar boodschappen brengt, zei ook eens zoiets tegen haar en voordat hij weg kon duiken, had hij een klap van haar stok ontvangen en die was gratis, schreeuwde ze hem achterna. Hij had geluk dat hij stevig gebouwd was, want anders was hij tegen de vlakte gegaan.
Tja, zo’n type is tante Bep. Lief, breekbaar en zeer oud, maar wel met haar op de tanden en op haar spierballen.

zondag 19 april 2009

Alweer tante Bep


Alweer tante Bep.

Vanmorgen ging de telefoon. Het was de buurvrouw van tante Bep die vertelde dat tante vanmorgen vroeg gevallen was en nu met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht werd. Dat was wel even schrikken natuurlijk. Tante Bep is dan wel een zeer taai vrouwtje, maar op haar hoge leeftijd is een val toch gevaarlijk; een gebroken been of heup heb je dan zomaar. Dus ik heb de huiselijke zaken even geregeld en ben daarna naar het ziekenhuis gereden.
Toen ik bij de eerste hulp binnenkwam hoorde ik net een ijselijke kreet uit zo’n behandelkamertje komen. Aan het volume en de hoge toon herkende ik mijn tante. Toen ik de deur opende hoorde ik haar nog net zeggen:” Foei dokter, wat heb jij een kouwe handen”.
Gelukkig praatte ze nog zoals ik van haar gewend was.
Maar ondertussen lag tante Bep wel in de kreukels. Haar ene been stond in een vreemde stand en dat zegt genoeg natuurlijk. Nader onderzoek en foto’s lieten echter zien dat haar heup uit de kom was. Een wonderlijke blessure voor een vrouw van eenentachtig; breken alla, maar uit de kom...
De heren doktoren stonden er ook met hun volle verstand naar te kijken en prezen haar de hemel in vanwege haar ijzersterke botten. Volgens tante Bep was dat een logisch gevolg van dagelijks een rauw kippenei eten met schaal en al. Da’s goed voor de botten zei ze ten overvloede.
Het idee trekt me niet maar als dat betekent dat je op zo’n hoge leeftijd nog de botten van een bootwerker hebt, is er wel wat voor te zeggen.
De dokter vertelde haar dat het inderdaad erg goed voor de botten is, maar erg slecht voor je cholesterol. Daar had tante nog nooit van gehoord, dus ging ze daar ook geen rekening mee houden.
Vroeger had je geen cholesterol, volgens haar, dus had zij dat ook niet. Het was allemaal nieuwerwetse blabla en alleen bedoeld om pilletjes te verkopen. Zo nu en dan een handvol brandnetels uit de tuin halen, potje thee ervan trekken en op de nuchtere maag vijf koppen leegdrinken, dat was voldoende om al die enge ziektes buiten de deur te houden. Zo, daar konden de heren artsen het mee doen. Van haar werden ze niet rijk.
Desalniettemin, die heup moest wel weer terug in de kom gezet worden en we konden allemaal wel bedenken dat dat niet zo simpel was. De dokter zei dat het eigenlijk onder narcose moest gebeuren, maar gezien de leeftijd van het lijdend voorwerp was dat eigenlijk niet verantwoord.
Tante Bep zei: ”Gerard, vertaal dat eens in gewone mensen woorden voor mij. Die dure dokterspraat is niet te volgen”.
Dus ik zei dat de dokter zo’n oud mens liever niet in slaap bracht, omdat de kans dan groot is dat je aan de verkeerde kant van die slaap wakker wordt, kortom, dan kun je het gras van onderen bekijken, ergo, voordat ze daar aan beginnen willen ze weten welke kist u wilt.
Dat was duidelijk en tante Bep verschoot toch even van kleur. Ze fluisterde in mijn oor dat ik even een plat flesje uit haar zak moest pakken; die zak zat aan de binnenkant van haar rok. Toen de dokters en verpleegsters even niet keken, zette tante Bep het flesje aan haar mond en klokte het achter elkaar leeg. Terwijl ze een boertje onderdrukte, zei ze tegen de dokter dat ze besloten had om het zonder verdoving te doen, op haar eigen verantwoording en ze ging er eens goed voor liggen.
De cognac, want dat zat erin, begon zijn werk te doen en met een hoogrode kleur lag tante Bep zacht giegelend te wachten op de onvermijdelijke pijn.
Al het beschikbare personeel kwam helpen met vasthouden, trekken en tegendruk geven en de dokter kreeg met een harde klik de heup weer in de kom.
Toen de bezwete hoofden waren droog gemaakt klonk er een zacht gesnurk door de eerste hulp kamer; tante Bep sliep.
Morgen ga ik weer even bij haar op bezoek. Ik zal een flinke bos brandnetels meenemen zodat ze er thee van kan trekken, want ze zal wel een dijk van een kater hebben.

zaterdag 18 april 2009

Tante Bep


Tante Bep.

Gisteren ben ik weer eens bij tante Bep op visite geweest. Ze was jarig geweest en was 81 jaar geworden. Om de paar weken ga ik even bij haar langs. Ze woont nog helemaal zelfstandig op een klein boerderijtje in een dorp vlakbij het dorp waar ik woon en ze redt zich nog prima.
Tante Bep is een heel klein vrouwtje; ongeveer anderhalve meter hoog en broodmager, maar ontzettend sterk. Het weinige gewicht wat ze draagt bestaat waarschijnlijk grotendeels uit spieren en pezen.
Zoals gewoonlijk liep ik achterom wat normaal is op het platteland. De voordeur wordt alleen gebruikt door vreemden, de rest komt gewoon door de achterdeur het huis binnen. Eenmaal binnengekomen was er niemand te zien, dus ik riep eens “volluk”, maar er kwam geen reactie. Dan moest tante ergens in de tuin zijn, dus ben ik de tuin ingelopen. Achter in de tuin hoorde ik wat gerommel en gesteun. Er zou haar toch niets overkomen zijn? Toen ik voorbij wat grote heesters was gelopen, zag ik wat er aan de hand was; ze was druk bezig een conifeer van een meter of drie uit te graven!
Ik was wel wat gewend van haar, maar deze aanblik deed zelfs mij van kleur verschieten. 81 Jaar, anderhalve meter hoog en dan zo’n knaap van een boom uit de grond willen halen.
“Hee, dag Gerard”,hijgde ze,”ik ben nog even bezig, hoor. Pak maar een stoel, want ik ben zo klaar.”
Nou ja, dat kon ik natuurlijk niet laten gebeuren en ik heb haar maar even meegeholpen.
Eigenlijk viel er niet veel meer te helpen, want ze had de kluit al helemaal losgestoken en was aan het trekken om de conifeer uit het gat te krijgen. Gezamelijk was het nog een heel karwei om de conifeer te verplaatsen en in stilte bewonderde ik het taaie vrouwtje. Als ik niet was langsgekomen had het wel iets langer geduurd, maar ze had de boom ook in haar eentje eruit gekregen.
Toen we terug naar huis liepen, zei ik tegen haar dat normale mensen voor dit soort werk een
minikraan lieten komen en dat het eigenlijk toch wel te gek was dat zo’n oud, aftands wijffie zelf de schop ter hand nam. Zij begrijpt gelukkig mijn vreemde taalgebruik omdat ze zelf hetzelfde
jargon gebruikt en na mijn opmerking begon ze dan ook luidkeels te lachen.
Als zij lacht klinkt dat alsof iemand met zijn nagels over een schoolbord krabt en daarbij spert ze haar tandenloze mond wijd open. Niet zo’n prettig gezicht en je krijgt pijn in je oren, maar toch werkt haar lach erg aanstekelijk.
Even later had tante Bep koffie gezet en zaten we samen te blazen, want zij doet dat nog op de
ouderwetse manier: water koken en in een filter gieten. Het geheel staat op een klein petroleum- stelletje en zodoende krijg je kokend hete koffie voorgeschoteld. Bij de koffie kreeg ik
twee ouderwetse kaakjes. Lekker om in de koffie te dopen en zo zaten we samen
te genieten van zoiets eenvoudigs.
We kletsten wat over dagelijkse zaken en over haar verjaardag, de 81ste en omdat ze nooit getrouwd was geweest, vroeg ik of het geen tijd werd om eens naar een kerel om te kijken. Eentje die bijvoorbeeld voor haar de coniferen kon rooien en die een beetje aanspraak kon geven.
Ze keek me ongelovig aan en zei dat ze nu in blessuretijd leefde en aan haar lijf geen kerel meer
zou willen. En zelfs als ze dat wel zou willen, welke man zou er nou een afgeleefd oud besje willen. Ik zei tegen haar dat ze veel pluspunten had, maar één klein minpuntje en dat was dat ze geen plat hoofd had, want dan kon een man haar altijd nog als bijzettafeltje gebruiken.
Ze trok haar tandeloze mond weer open en begon weer te krassen. Ondertussen zat ik een beetje schrikkerig naar de glas in lood raampjes te kijken, omdat ik bang was dat er barsten in zouden komen.
De gedachte aan een man, een echtgenoot, liet haar nog niet los, want ze begon allerlei nadelen
te verzinnen. Vuile was, op tijd eten koken en elke dag groente eten, overleggen wat je wilde zien op televisie en als klap op de vuurpijl..Studio Sport! Ja, ze wilde natuurlijk niet gestoord
worden tijdens Studio Sport en al helemaal geen commentaar op ajax.
Stel je voor dat zo’n man supporter van een andere club was, of erger, niet van voetbal hield!
En dan moest zij natuurlijk ook nog zijn sokken stoppen en zo en terwijl zij dat dan deed was
zo’n kerel alweer aan het rotzooien met dat ouwe mens van hiernaast!
Nee, een man voor haar was niets gedaan, daar kwam alleen maar ellende van. Zij ging lekker haar eigen gangetje en als ze echt oud en hulpbehoevend werd zou ze wel eens weer zien.
81 Jaar en ze praatte alsof ze een jonge meid was, hoewel ik eigenlijk ook geen man kon bedenken die het bij haar vol zou houden.
Over een paar weken ga ik weer bij haar koffie drinken en dan neem ik een borduurwerkje voor haar mee. Wat zal ze lachen!

vrijdag 10 april 2009

Midlife crisis


Midlife crisis.

Vorige week heb ik een belangrijke beslissing genomen; een beslissing die een beetje een keerpunt in mijn leven betekent.
Een beslissing die ook wel een beetje past bij mijn leeftijd. Als een man tegen het eind van de veertig loopt gaat hij nadenken over wat hij allemaal bereikt heeft en wat hij had willen bereiken. Iets waar je over het algemeen niet vrolijker van wordt. Ik had al allerlei zaken de revue laten passeren totdat ik bij mijn vervoermiddel aankwam.
Al vele jaren heb ik een fiets met werkelijk alles erop en eraan. Er zit een soort vering op om U tegen te zeggen en van tegenwind heb je geen last vanwege de vele versnellingen. Vandaar dat ik er erg zuinig op ben en hem zo min mogelijk gebruik. Hij staat keurig in de garage onder een laagje stof; da’s goed tegen de roest.
Verder heb ik een auto. Vanaf mijn achttiende heb ik ontelbare auto’s gehad en de laatste jaren worden die steeds nieuwer en groter. Een man wil tenslotte ook wel eens gemakkelijk kunnen zitten en zijn benen kunnen strekken achter het stuur. Maar hoe duurder de auto hoe burgerlijker. Veel ruimte, neutrale kleur,metallic lak natuurlijk, want dat glimt zo mooi, lichtmetalen velgen, omdat wieldoppen zo goedkoop lijken. Kortom, als je erover nadenkt, schaam je je diep voor zoveel burgerlijkheid.
En nu ben ik op een leeftijd aangekomen dat ik begin na te denken met als gevolg dat ik op een mooie middag naar een garagebedrijf ben gegaan. Mijn bijna nieuwe stationwagon heb ik eerst nog even door de wasstraat gereden en ik heb een Alfa Romeo cabriolet gekocht. Jawel! Een echte cabrio. Het dak gaat automatisch open en dicht, belachelijk dure spaakvelgen en knalrood.
Ik zag mezelf al rijden met het dak open, de geluidsinstallatie met acht boxen op vol volume en minzaam zwaaiend naar langharige blondines langs de kant van de weg. Toen ik uiteindelijk bij de garage wegreed en even het gaspedaal intrapte zat ik binnen zes seconden al over de honderd. Ik ben gelijk doorgereden naar de opticiën, want mijn bril ligt nu ergens in de berm; die kon niet tegen de wind met die snelheid. Nu heb ik een mooie zonnebril op sterkte die goed klem op mijn hoofd zit, want als je in zo’n auto rijdt draag je natuurlijk een zonnebril.
Toen ik thuis kwam wachtte mij een verassing; mijn vrouw was er niet blij mee en dat is nog zwak uitgedrukt. Hoe moest dat nou als we op vakantie gingen? De tent kon niet eens mee; een dakkoffer kon er ook niet op. Wanneer kun je nou met je dak open rijden in dit kikkerlandje, enzovoort. Haar hele tirade was natuurlijk doorspekt met krachttermen waarvan ”stomme dakloze” nog de netste was.
Na een paar dagen had ik haar toch zover dat ze mee wilde om een eindje te rijden. Aan het eind van de straat leek het of haar haar getoupeerd was. Het zag er werkelijk niet uit en haar gezicht voorspelde dan ook onweer.
Dat onweer hebben we niet gehad, maar wel een zeer plotselinge regenbui en het bleek dat het volledig sluiten van het dak toch even tijd nam. Tijdens het rijden kon dat niet, dus moest ik eerst zoeken naar een parkeerplaats die niet overal te vinden zijn langs de autoweg.
Tegen de tijd dat we op er één gevonden hadden en het dak langzaam dicht ging, waren wij al doorweekt en wij niet alleen; de stoelen met de mooie stoffen bekleding zogen zich helemaal vol met water en er stond een paar centimeter water op de vloer. Al soppend zijn we terug naar huis gereden en de cabrio staat nu in de garage te drogen. Tegen de tijd dat de stoelen helemaal droog zijn, is hopelijk ook het vocht achter het glas van alle metertjes weer weg. Ze zijn nu beslagen aan de binnenkant.
Al met al is zo’n midlife crisis best wel lastig en op deze manier ook wel kostbaar. Ik zit nu met een knalrode, doorweekte auto in de garage en toen ik de garage belde om de koop weer terug te draaien kon dat alleen tegen bijbetaling van een paar duizend euro, omdat hij nu tweedehands was....
Zijn er onder mijn lezers ook ervaringsdeskundigen die mij kunnen vertellen hoe lang zo’n midlife crisis duurt? Want als dit nog lang gaat duren moet ik gaan rondkijken naar een tweede hypotheek.
Ik heb namelijk een heel mooie speedboot gezien. Roomwit met rode sierstrepen, rundlederen stoelen en met een motor van een paar honderd pk. Dan kan ik ook nog waterskieën!

dinsdag 24 maart 2009

Spagaat.


Spagaat.

Vorige week maakte ik weer eens mijn wandelingetje in de omgeving; noodzakelijk voor het herstel en een frisse plattelandsneus halen is natuurlijk altijd gezond.
Na een kwartiertje lopen, kwam ik bij de plaatselijke basisschool en daar was het juist speelkwartier.
Het gejoel en kabaal kwam me al tegemoet. Het bekende lawaai als tientallen uitgelaten kinderen even de droge lessen mogen onderbreken.
Een groepje kinderen was aan het voetballen op grasveldje naast het schoolplein en de bal vloog alle kanten op. Ik zag de bal met een hoge boog mijn kant opkomen; duidelijk veel te ver getrapt door een lange slungel die met veel armgebaren tegen mij riep:” Hee ouwe, gooi es terug! “
Tja, ik weet dat ik door veel jeugd als een oude kerel gezien wordt, maar zo voel ik me niet en de bekende nekhaartjes gingen dan ook spontaan overeind staan. Ik zou ze wel eens even wat laten zien. Zo hoog als ik die bal zou schoppen was iets waar die kleuters alleen maar van konden dromen.
Ik nam een kort aanloopje en haalde uit; een geweldige trap in gedachten. Jammer genoeg bleek de ondergrond nogal glad en toen mijn rechterbeen op het hoogste punt was, gleed mijn linkerbeen naar achteren. Een fatale spagaat was het gevolg.
De hoon en het gelach van al die kleine kinderen was niet belangrijk meer. Een onbeschrijfelijke, snijdende pijn doorkliefde mijn kruis. Ik had werkelijk het idee dat ik opengescheurd was tot aan mijn borstbeen.
Machteloos lag ik op het veldje toen een juf van de kleuters kwam aangerend en vroeg wat er gebeurd was. Een open deurtje natuurlijk, waarop ik zei dat ik er nog maar net lag en het ook niet precies wist. Die oude reactie kwam, ondanks de pijn, meteen in me op. Na een poosje gelegen te hebben, bleek dat ik echt niet meer in staat was om op te staan waarop de juf de ambulance belde.
Binnen een half uur lag ik netjes in het ziekenhuis op de eerste hulp afdeling te wachten op de dokter.
Heeft u wel eens op zo’n afdeling gelegen met een zeer pijnlijke kwetsuur? Na een poosje wachten kwam er een man in een witte jas. Hij vroeg wat er gebeurd was, waarop ik keurig mijn verhaal vertelde in de veronderstelling dat mijn pijn nu snel voorbij zou zijn. Niet dus. Na zijn medeleven betuigd te hebben, zei hij dat hij de dokter zou gaan halen. Had ik alles voor niks verteld! Waarschijnlijk was het een verpleger of, erger nog, een schoonmaker of zo.
Na weer een kwartier wachten werd mijn lontje al behoorlijk kort, maar gelukkig kwam er weer een witte jas binnen. Deze keer een hoogblonde dame met een beetje verkeerde make-up. Op haar vraag wat er gebeurd was zei ik dus dat ik mijn geheim wel bewaarde voor de dokter en dat zij haar leedvermaak over mijn kruispijn maar ergens anders moest gaan botvieren.
Ze vertelde dat zij de poort arts was en kwam beoordelen wat ik had en welke specialist er voor mij nodig was, dus vertelde ik mijn verhaal nogmaals. Deze keer maakte ik het wel iets stoerder, maar dat was inherent aan haar verschijning. De blonde dame was onder de indruk en haalde er een collega bij die de bekende weg bewandelde en mij wéér vroeg wat er gebeurd was! Toen was mijn lontje op.
De ontploffing volgde. Ik zal u de woorden besparen die ik bezigde. Het was niet netjes.
Ineens werden er in snel tempo foto’s gemaakt, kreeg ik een spuit met een pijnstiller waar ik heerlijk wazig van werd en alles werd weer wat draaglijker.
Na een kort overleg van de dokters bleek er een scheurtje in een bot te zitten. Was niets aan te doen. Gewoon rust nemen met wat paracetamolletjes en geen spagaat meer maken.
Mijn vrouw kwam me ophalen uit het ziekenhuis. Ze was hals over kop uit haar werk gekomen. Het eerste wat ze vroeg was: “Wat is er gebeurd!”

zondag 8 maart 2009

Onnatuurlijk


Onnatuurlijk.

Onze aanloopkat kwam vanmorgen weer aangelopen, net als elke dag rond een uur of negen ’s morgens. Deze keer hoorde ik hem al aankomen en dat kwam, omdat hij een belletje aan een halsband droeg.
Aan zijn manier van lopen kon ik al zien dat hij zwaar de pest in had. Hij liep met een ietwat gebogen kop en slofte meer dan dat hij statig liep, zoals hij gewoonlijk aan kwam lopen. Ik heb hem maar snel een schotel melk gegeven en een stukje kaas; dat vindt hij nu eenmaal lekker.
Na zijn hapje en drankje kwam hij naast me zitten en loensde mij een beetje vuil aan. Hij was knap gefrustreerd door die bel om zijn nek. Hij was natuurlijk de halve nacht op jacht geweest, maar had niks gevangen door dat gerinkel; elke prooi hoorde hem al van verre aankomen. Dit reduceerde hem tot een huiskat. Een dom beest die voor zijn eten afhankelijk is van twee-benige zoogdieren en die zoogdieren had hij nog nooit een vogeltje zien vangen.
Maar goed, ik vond het echt sneu voor hem. Het is tenslotte knap onnatuurlijk om zo’n jager een belletje om te binden, zodat hij zijn instinct niet meer kan botvieren.
Van mijn vrouw mocht ik het halsbandje echter niet afdoen, want de kat was immers niet van ons. Zijn vrouwtje heeft dat belletje gekocht met een bedoeling en daar mogen wij ons niet mee bemoeien. Degenen die mij kennen weten dat ik naar mijn vrouw luister, maar ik heb het er moeilijk mee; misschien omdat de kat ook een mannetje is. Ik voel met hem mee. Stel je voor dat vrouwen hun man een belletje om gaan doen om hem het jagen te verhinderen. Waar is dan het eind?
Hoewel, echt jagen is er natuurlijk niet meer bij. Al sinds de oertijd niet meer; ik bedoel dan de jacht op vrouwen. Maar ik heb altijd geleerd dat je best buitenshuis trek mag krijgen als je maar thuis komt eten.
Ziet u mij al lopen met een bel om m’n nek terwijl ik zo hier en daar een knipoogje weggeef en met donkerbruine stem complimentjes geef? Meewarige blikken en hoongelach zal mijn deel zijn en ik ben voorgoed jager af.
Dit alles zat ik te bedenken, terwijl ik de kat troostend achter zijn oren kriebelde. Hij keek me aan met een blik van verstandhouding en in de wetenschap dat ik deze keer niet naar mijn vrouw ging luisteren. Hij begon al een beetje op te fleuren. Toen mijn vrouw even naar het toilet was, heb ik snel het halsbandje losgemaakt en het met belletje en al onder in de prullenbak gestopt. Toen snel de kat naar buiten, zodat mijn vrouw niet zag dat hij met bel binnenkwam en zonder bel het huis verliet.
Huppelend vertrok de kat. Al snel ging zijn huppel over in de tijger-sluipgang en even later zag ik hem een sprong maken van wel anderhalve meter hoog; bijna een roek vermoord! De kat was weer helemaal in zijn element en de roek heeft waarschijnlijk lange tijd nodig gehad om over de schrik heen te komen. Met een goed gevoel ging ik weer zitten, want mijn vrouw had de koffie klaar. Koffie met een plak notenkoek. Ze vroeg of ik die middag mee kon helpen in de huishouding, want dan konden we daarna nog even samen de stad in; dat was gezellig.
Ik had de bel nog in mijn achterhoofd en zei dat ik best even wilde meehelpen, maar dat ik niet meeging naar de stad. Ik wilde nog even naar het leugenbankje om een paar mannen te spreken en de volgende dag wilde ik alleen de stad in gaan. Ik had belangrijke dingen te doen; mannendingen, ik ga op jacht. Jawel!
Zodoende liep ik dus de volgende dag in het centrum een beetje om me heen te kijken: blond, donker, dik, erg dun. Eigenlijk liep er niet zoveel jaagbaars bij.
Maar ja,wie A zegt moet ook B zeggen, dus ik stelde mijn eisen een beetje bij. Je kunt tenslotte als jager zijnde ook niet al te kieskeurig zijn en even later zag ik een acceptabele dame die de andere kant op keek toen we elkaar passeerden. Reden genoeg natuurlijk om zacht tegen haar aan te botsen en met bariton stem “sorry” te zeggen. Ze keek me aan met een glimlach en zei:” Geeft nait heur”.
Tja, ik heb een beperking als jager zijnde; ik knap volledig af op dit soort dialect en negeerde haar verder.
De volgende dame waar ik oogcontact mee kreeg, deed haar jas open en liet een zeer forse buik zien met een bloemetjes legging eronder. Need I say more...?
Ik moest maar weer eens naar huis. Het jachtinstinct was weer grondig uitgeblust en ik was blij om naar mijn eigen slanke vrouw met haar mooie tongval te gaan.
Met zulke loslopende vrouwen heb ik ook helemaal geen bel nodig.

zaterdag 7 maart 2009

Hangouderen.


Hangouderen.

Afgelopen week was ik weer eens aan de wandel en na een kwartiertje gelopen te hebben, kwam ik bij het zogenaamde leugenbankje.
Zoals u wellicht weet is dat een bankje dat je in veel dorpen en steden vindt en meestal wordt deze bank bezet door mannen in hun derde of vierde jeugd. De ouderen dus; mannen op leeftijd.
Deze mannen vertellen elkaar verhalen van vroeger en meestal worden die verhalen, naarmate ze langer geleden gebeurd zijn, steeds mooier en fantastischer en uiteindelijk worden het dus leugens.
Het leugenbankje in mijn dorp is geen haar beter. Er zaten twee mannen op en een derde zat op zijn rollator ernaast. Ze waren druk in gesprek en het ging er hard aan toe, want op een afstandje kon ik al horen dat de rollator bestuurder de universele woorden uitriep: “Vroeger! Toen hadden we pas armoe!”
De heren hadden mij in het vizier gekregen en nodigden me uit om te gaan zitten, want aan mijn manier van lopen hadden ze wel gezien dat ik daar aan toe was.
Aangezien ik amper de puberleeftijd ontgroeid ben vroeg ik of het wel gepast was dat ik bij zulke oude kerels ging zitten. Ze konden het gelukkig wel waarderen.
Meteen werd de aanval weer ingezet. Ze hadden het over de huidige crisis en dat dat helemaal geen crisis was. Nee meneer, vroeger, in de dertiger jaren, dat was pas crisis. We wisten ’s morgens niet of we ’s avonds te eten hadden en dan zaten we ook nog met veertien man aan tafel tegen drie aardappelen aan te kijken. Ha! Daar moest je nou eens om komen!
De man met de rollator wond zich steeds meer op en liep druk gebarend heen en weer. Ondertussen was hij zijn mobiele steun helemaal vergeten.Toen dat tot hem doordrong keek hij een beetje angstig om zich heen en ging hij gauw weer erop zitten. Hij wilde mij wel uitleggen waarom hij die rollator had als ik mijn mond kon houden en dat beloofde ik natuurlijk snel. Ik was erg benieuwd.
Hij vertelde dat hij 76 jaar was, een goed pensioen had en als het moest kon hij nog wel een marathon lopen; niet meer als een van de snelsten, maar toch. Echter, met zijn gezondheid en met zijn inkomen hoefde hij nergens aan te kloppen. Hij kreeg geen korting vanwege zijn leeftijd, omdat ze niet geloofden dat hij al zo oud was. Hij kreeg geen minima korting, omdat hij per ongeluk iets te goed in zijn slappe was zat. Kortom, doordat hij het zo goed voor elkaar had kwam hij nergens voor in aanmerking. En toen kwamen de crisisjaren weer naar voren. Er was hem toen ingeprent dat je altijd iets achter de hand moest houden. Nooit alles opmaken. Sparen, sparen, sparen.
Hij realiseerde zich dat hij meer moest doen om het nog beter te krijgen en schafte zich een rollator aan en daar ging hij voortaan mee door het leven en de deuren hadden zich geopend. Bij het gemeentehuis kreeg hij een voorkeurs behandeling; hij kreeg een gratis traplift die hij misschien later nog wel kon gebruiken. Als hij ergens heen moest, kon hij een taxi bellen. Ja meneer, op kosten van de verzekering.
Zo somde hij nog wat illegaal verkregen geneugten op en hij was oprecht blij dat hij deze extra dingen had. Niet dat hij het nodig had, maar je weet maar nooit hoe het over een paar jaar zou zijn.
De twee bankzitters hadden dit alles met stijgende verbazing aangehoord, totdat de ene zich realiseerde dat hij regelmatig boodschappen voor de rollator coureur deed. Toen begon hij een beetje rood aan te lopen en riep dat hij dus nooit meer iets voor de profiteur zou doen en dat het een schandaal was dat hij zo gebruikt was en dat alleen maar om er nog beter van te worden terwijl hij het al zo goed had!
De derde man bleef nog even stil. Hij zat peinzend te steunen op zijn wandelstok en gaf toen zijn visie op het gebeuren. Hij zei dat de huidige crisis eigenlijk helemaal te danken was aan dit soort egocentrisch gedrag. Altijd maar meer willen, nooit tevreden zijn met wat je hebt en een ander ook wat gunnen. Als mensen dingen niet betalen kunnen gaan ze het wel lenen. Ze leven boven hun stand om de schijn van welvaart maar op te kunnen houden, want stel je voor dat je buurman rijker was dan jou...allemaal klatergoud. De rollatorman had al die dingen helemaal niet nodig, maar wilde het wel allemaal hebben en dat gaat op kosten van de belastingbetaler. En wie is die belastingbetaler? Juist meneer, u en ik. Dus op een gegeven moment krijgt u ook de rekening van al dat overbodige consumptiegedrag en zover is het nu. Op dit moment krijgt iedereen de rekening en dus zitten we nu in een crisis, want niemand kan of wil het betalen.
De tweede man vertelde dat hij zijn hele leven fietshersteller was geweest, maar dat hij nu met plezier de bandjes van de rollator lek wilde prikken. Dit was genoeg voor de profiteur en hij ging met een opmerkelijke snelheid weg.
De derde man was altijd buschauffeur geweest en zei dat hij altijd opgekeken had tegen die man, omdat hij zijn werkzame leven had volbracht als bankdirecteur van de plaatselijke bank. Iemand met aanzien dus. Wat kun je je dan vergissen in zo’n persoon. Hoewel, van iemand die zijn hele leven hoge rentes berekent aan arme sloebers kun je ook weinig verwachten.
Het is tekenend dat wij ons geld toevertrouwen aan dit soort mensen en nu zitten wij op de blaren.
Ik heb op deze dag geen leugens of sterke verhalen gehoord op het leugenbankje. Wel zeer veel wijsheid en hoe klein een grote man kan zijn.

zondag 1 maart 2009

De Kuil.


De Kuil.

Wat ik nou vandaag weer meegemaakt heb; wilt u het weten? Ik zal het uit de doeken doen.
Ik liep mijn rondje weer eens zoals ik meerdere keren per dag doe; dit doe ik nog steeds bij wijze van revalidatie.
Dus, zoals gewoonlijk, loop ik eerst rustig aan naar achteren in de tuin, daarna weer terug en een slag om het huis en daarna voor het huis rechtsaf richting de begraafplaats.
Mijn fysiotherapeut zei dat ik moest lopen en vooral niet stilstaan. Dat schijnt slecht te zijn voor de rug, dus niet een poos blijven kletsen met deze en gene onderweg, maar doorlopen.
Nu is de begraafplaats, vlak bij ons huis, een plek waar je erg weinig kans loopt om aangesproken te worden. Er liggen mensen zat , maar er loopt nooit iemand.
Dus dagelijks maak ik mijn rondjes over die plek. Sommige omwonenden zien me daar wel rondlopen en komen dan natuurlijk met de bekende opmerkingen zoals: “ Ben je vast een plekje aan het uitzoeken?”of “Weinig aanspraak, hè?
Aan dit soort dingen stoor ik me niet; ik loop en kijk rustig rond. Eigenlijk is zo’n plek ook heel rustgevend. Ook hier staan hoge bomen en struiken die ruisend de stilte verbreken en behalve een stel onvermijdelijke roeken waan je je alleen en ver van de bewoonde wereld.
Maar goed, ik liep dus weer eens over die begraafplaats en las opnieuw de grafteksten. Ik was in gedachten verzonken en ineens kwam er een stem uit de grond: ”Hallo”.
Het is erg moeilijk om te beschrijven wat er met mij gebeurde, maar ik zal het proberen.
Mijn tenen begonnen te tintelen en dat trok langzaam omhoog totdat mijn kruin tintelde; al die tijd haalde ik geen adem. Ik stond volledig verstijfd; liep rood aan, omdat mijn ademhaling stilgevallen was en begon toen te trillen. Dat trillen ging over in schudden totdat ik ineens weer een teug lucht binnenkreeg. Gelukkig maar, want naar mijn idee had ik al minuten lang geen adem meer gehaald; de tijd leek stil te staan. Gelukkig kon ik toen ook weer normaal nadenken en ik realiseerde me dat mensen die begraven zijn geen ‘hallo’ meer zeggen tegen een willekeurige voorbijganger.
Weer klonk er een ‘hallo’. Het begon warempel weer een beetje te tintelen bij mij, maar deze keer kon ik mezelf in de hand houden. Ik keek eens goed om me heen, maar er was geen mens te zien. Dat was toch wel heel bizar; of ik hoor ineens stemmen of ik wordt belazerd door...ja, waardoor eigenlijk?
Nu klonk het wat harder: ”Hallo, ik zit hier achter die grote steen in een gat”.
Aha, ik heb alles nog op een rijtje; ik hoor alleen stemmen als ze er ook echt zijn!
Achter een grote grafsteen was inderdaad een groot gat en daarin stond een man ongeveer met zijn kruin ter hoogte van het gras. Grappig als ik ben, boog ik me een beetje voorover en zei dat ik niet wist wat hij aan het doen was, maar dat hij er mooi weer bij had.
De man kon het niet echt waarderen, want hij vertelde me dat hij al bijna drie uur in dat gat stond. Dat gat had hij gegraven, omdat hij de grafdelver verving die naar een begrafenis moest die dag.
Dat vond ik een grappige bijkomstigheid, maar ook hierin kon de man geen humor vinden. Hij vertelde dat hij een diep tweepersoons graf moest graven en omdat hij van de oude stempel was, had hij dat gedaan met een schep en verder niks. Toen hij klaar was, had hij de schep over de rand gekiept en een sprong gemaakt om uit het graf te komen. Helaas was hij zijn redelijk hoge leeftijd even vergeten en nu stond hij met een spitaanval te wachten op hulp.
Ik vertelde hem dat mijn rug het mij verhinderde om hem omhoog te trekken, maar dat ik wel even naar huis kon lopen om een ladder op te halen. Ladder in het gat, man omhoog, ladder omhoog, iedereen blij.
Dus liep ik terug naar huis en in de garage hing de ladder overdwars aan de muur. Mooi op hoogte, zodat je er geen last van hebt.
Toen ik de ladder boven mijn hoofd van de haken tilde, gebeurde het onvermijdelijke: een vlammende pijn schoot door mijn onderrug; deja vu. Het kreng kletterde tegen de grond en ik stond voorover gebogen tegen de werkbank de pijn te verbijten. Het was weer eens wat anders dan hernia pijn. Als je heel stil voorover blijft staan valt het eigenlijk best wel mee.
Maar goed, wat nu? Mijn vrouw is natuurlijk niet thuis; de buren horen mij niet als ik schreeuw, want de garage is dermate goed geïsoleerd dat elk hard geluid binnen blijft en buiten heerst absolute stilte.
Na een half uurtje was ik zat van deze houding dus toen heb ik me om laten vallen. Ik ging ervan uit dat je dan wel recht komt te liggen en vanuit die positie moest het toch mogelijk zijn om weer overeind te komen, nietwaar? Uiteindelijk lukte het. Ik zal u alle details besparen, want die zijn eigenlijk ook niet voor publicatie geschikt.
Ik kwam terug bij de man en ik heb de ladder in de kuil laten zakken en de man klom moeizaam uit het gat. Toen hij eruit was, keek hij me kwaad aan en vroeg waarom het zo ontzettend lang geduurd had. Ik vertelde hem dat het me in de rug was geschoten, maar toen ging hij helemaal over de rooie.
Of ik het leuk vond om een oude man in de maling te nemen en dat er geen respect meer was voor de hard werkende man en dat hij met plezier nog eens zo’n gat zou graven als míjn tijd gekomen was. Tja, ik heb maar niks meer gezegd; het had het waarschijnlijk alleen maar erger gemaakt.
Toen ik de ladder weer omhoog trok schoot het weer in m’n rug, maar de man zat met zijn rug naar me toe briesend op zijn fiets en vertrok richting het dorp.
Uiteindelijk ben ik natuurlijk wel weer thuis gekomen en toen de buurman ’s avonds thuiskwam uit zijn werk heeft die de ladder uit het gat gehaald. Het heeft erg veel moeite gekost om hem uit te leggen hoe die ladder daar terecht was gekomen en eigenlijk gelooft hij me nog steeds niet.
Dit alles is nu vier dagen geleden gebeurt enik loop al weer redelijk rechtop mijn dagelijkse rondjes.
Ik ben zelfs al weer even op de begraafplaats geweest en daar kwam ik de echte grafdelver tegen.
Die man stond foeterend bij het gat te kijken; ik ben er eens naast gaan staan. Toen ik tegen hem zei dat ik het een mooi gat vond en zo mooi recht en diep was hij dat wel met me eens. Hij haalde zijn neus eens goed op en zei dat het gat inderdaad mooi gegraven was, maar hij vroeg zich af hoe het daar kwam.
Verbaasd vertelde ik hem wat er vier dagen geleden gebeurd was en dat die man er veel voor over had gehad om het goed te doen. Ja, dat wist de grafdelver ook wel. De oude man, die hem had vervangen, was nog een liefhebber van het oude ambacht; het betere handwerk. Alleen was het jammer dat ze vroeger nog niet van die gedetailleerde plattegronden hadden, want daar had zijn vervanger geen kaas van gegeten.
Het gat had aan de andere kant van de grote steen gemoeten.
Tja, wie een kuil graaft voor een ander...

maandag 16 februari 2009

Bruine kroeg


Kroeg.

Afgelopen week liep ik weer eens langs een oud kroegje. Het had een donkerbruine gevel met kleine glas in lood raampjes en uit de deuropening kwam de typische kroeglucht; een mengeling van verschraalt bier en rook.
Ik kon de verleiding om het verleden nog eens op te snuiven niet weerstaan en ik had eigenlijk toch niets beters te doen, dus ik ben naar binnen gegaan en ben gaan zitten aan een klein tafeltje met een hoogpolig kleedje. Op dat kleedje stond een glas met een plastic bloemetje dat helemaal vergeeld was in de loop van de jaren.
Nadat ik een kop koffie besteld had, overigens een erg lekker en vers kopje koffie met een speculaasje, heb ik de entourage eens goed in me opgenomen.
Achter de grote massief eiken bar stond de kroegbaas. Hij was een jaar of zestig en in het bezit van een gigantische bierbuik. Onder zijn vuurrode neus,die me vertelde dat hij een goede klant van zichzelf was, hing een snor om u tegen te zeggen en onder zijn onderkinnen waren tatoeages zichtbaar, half bedekt door een paar gouden kettingen.
Aan een ander tafeltje zaten twee oude mannen. Allebei hadden ze een glaasje jenever voor zich staan en een schaaltje pinda’s. Ook zij hadden een glas met een plastic bloem op tafel staan, maar ze hadden hem plat neergelegd. Waarschijnlijk was de bloem al meerdere keren omgevallen op het kleedje en door ervaring wijs geworden hadden ze het maar niet weer rechtop gezet.
Ik kreeg de neiging om mijn bloem ook plat te leggen, maar iets in me zei dat dit alleen was voorbehouden aan de vaste gasten.
Hun conversatie ging over vrouwen. Ze vonden de dames van tegenwoordig maar niks. Nee meneer, vroeger, toen had je pas vrouwen! Tegenwoordig zie je alleen maar magere vrouwen. De ene nog dunner dan de andere. Gratenpakhuizen. Nee,vroeger zat er nog heerlijkheid aan. Dan had je nog iets om beet te pakken en als het zomer was ging je gewoon achter je vrouw zitten; lekker in de schaduw.
En zo zaten ze hun vrouwen van vroeger nog wat meer te verheerlijken en de vrouwen van nu af te kraken.
Aan een tafeltje achter mij zat een man met een levensgrote pils voor zich een krantje te lezen.
Tijdens het lezen gaf hij hardop commentaar op de dingen die hij las en daardoor leerde ik hem in korte tijd aardig kennen.
De economische crisis had hij al lang zien aankomen. Al dat kapitalisme kon toch nooit goed gaan en al het werk dat nog beschikbaar was werd ingepikt door die lui uit oost europa en het werd dus hoog tijd dat die geblondeerde man uit Den Haag aan de macht kwam. Die zag er niet uit, maar desondanks had hij wel groot gelijk.
Zo praatte de man verder aan de hand van de krantenkoppen die hij las.
Even later ging de deur open en er kwamen twee vrouwen van middelbare leeftijd binnen. Allebei droegen ze een grote boodschappentas en allebei hadden ze een plastic regenkapje op waardoor ik wist dat het was begonnen te regenen en ik nam het besluit om nog maar een tweede kop koffie te bestellen. Binnen was het droog tenslotte.
De twee vrouwen bestelden allebei een kop koffie met een moorkop. Och, daar had ik ook wel zin in. Het ziet er altijd zo lekker uit, alleen eet het zo moeilijk. Met een vorkje heb je er geen vat op, maar zodra je de moorkap met je vingers gaat eten weet je zeker dat het een janboel wordt. De chocola gaat nog wel , maar de slagroom komt er altijd aan een kant uit die je niet hebt bedoeld.
De vrouwen aten de moorkoppen echter alsof het hun dagelijks werk was; gewoon met de handen en toen alles weggewerkt was werden de vingers grondig schoon gelikt. Daarna kwamen er zakdoekjes tevoorschijn en uit een tasje werd een fles eau de collogne tevoorschijn gehaald waarmee de zakdoekjes ruim besprenkeld werden. Hiermee werden monden, halsen, handen en polsen schoon gedept en de operatie moorkop was ten einde.
Tja, daarom kan ik dus nooit netjes een moorkop eten; ik heb niet zo’n flesje in mijn tas.
De twee oude mannen hadden het tafereel met welgevallen gade geslagen. De dames pasten blijkbaar goed in hun ideaal beeld.
De man achter de krant was bij het weerbericht aangekomen, want hij keek wantrouwig naar buiten om direkt daarna triomfantelijk te roepen dat het KNMI er alweer helemaal naast zat. Nee, dan die Piet van de tv. Die zat er ook altijd naast, maar die bracht het tenminste nog een beetje leuk. Als die vertelde, dat het morgen ging regenen kon je rustig een dagje naar het strand gaan, maar hem nam je het niet kwalijk, omdat hij altijd zo leuk oet mon zei ten afscheid. Zo leuk deed de KNMI het niet. Die droogstoppels van het journaal brachten alleen maar ellende.
Voordat de man aan de horoscoop zou beginnen stond ik op om af te rekenen. Twee euro voor twee koffie met een koekje.
Prijzen van vroeger in een kroeg van vroeger.

zaterdag 14 februari 2009

Mini. (vervolg op "Ons verhaal")


Mini.

De vorige keer heb ik u verteld dat ik een mini cooper had gekocht voor mijn vrouw.
Het was de ideale oplossing voor een paar van mijn problemen; ik zou weer baas in eigen auto zijn en er zou eindelijk een einde komen aan de stroom bekeuringen wegens rijden met te hoge snelheid, want dat ouwe kreng kon toch niet zo hard. Daarmee bedoel ik overigens de auto.
De mini is tot nu toe geen onverdeeld succes. Ik ben inderdaad weer baas over mijn eigen auto, maar ik had er niet aan gedacht dat de vorige eigenaar van de mini een handige knutselaar bleek te zijn.
Voor de eerste rit van mijn vrouw met haar rode mini nam ik in alle vertrouwen naast haar plaats. Hoewel , ik vouwde mezelf dubbel op een soort stoeltje. Eigenlijk was het meer een hangmatje tussen een stalen frame.
Toen ze gas gaf om weg te rijden klapte het stoeltje dubbel en lag ik gestrekt achterover. Iets wat niet echt aan te raden is vlak na een hernia operatie. Het kostte mij minstens een maand extra revalideren.
Maar dat terzijde. Het stoeltje klapte dubbel doordat zij binnen honderd meter op ruim tachtig kilometer per uur zat. Allerverschrikkelijkst, wat een kracht er onder dat lullige motorkapje zat.
Vlak bij ons huis loopt een lange weg. Mooi kaarsrecht en weinig verkeer. Ideaal dus om even te kijken hoe hard de auto kon als je maar telkens afremt voor de bekende flitspalen.
Met de snelheid die mijn vrouw ontwikkelde met haar speeltje leek het wel of ik in de botsauto’s zat op de kermis. Om de paar honderd meter lag ik achterover of knalde ik met mijn voorhoofd tegen de voorruit. Plankgas en boven op de rem. Zo ging dat.
Goed, op een gegeven moment was ze er zat van en wilde eens flink het gas ingedrukt houden.
Heeft u wel eens 190 gereden terwijl u het idee had in een koekblikje op de weg te zitten? Heeft u wel eens 190 gereden terwijl u het idee had dat het vehikel elk moment uit elkaar zou spatten?
Ik dus wel nu en ik kan u verzekeren dat ik daar nog lange tijd midden in de nacht zwetend wakker van zal worden.
Ik was dan ook erg dankbaar toen ik in een flits een motoragent langs de weg zag staan. Ik had met zo’n snelheid natuurlijk geen tijd om om hulp te roepen en ook als ik die tijd wel had gehad, dan was mijn schreeuw nooit boven het afschuwelijke gekrijs van de motor uitgekomen.
Het was dan wel een zwaar opgevoerde motor, maar het blijft wel een mini motor. Een motor die zulke snelheden ook niet gewend was.
Gelukkig zag ik de agent, toen ik weer even achterover lag, vol gas geven en langzaam liep hij op ons in. Toen we bijna Drenthe uit waren, het had ongeveer zeven minuten geduurd, had de agent ons ingehaald en gaf hij een stopteken.
Hij stapte van z’n motor en tikte tegen het zijruitje van mijn vrouw. Zij draaide langzaam het raampje een klein stukje naar beneden en keek de man fronsend aan.
Ik verwachtte een donderspeech en invordering van het rijbewijs, maar niets was minder waar.
Hij vertelde, dat hij door de onwaarschijnlijke snelheid geen goede meting had kunnen doen en als hij op het politieburo zou vertellen, dat hij een dame in een oude mini had betrapt terwijl ze 190 reed, dan zou hij aan alle kanten uitgelachen worden, dus wilde hij het bij een waarschuwing laten.
Eigenlijk bedoelde hij de waarschuwing meer voor de auto, want het was toch zonde om zo’n leuk autootje zo af te raggen en dat die fragiele buisjes en metaalplaatjes waar dit autootje van gemaakt was niet berekend waren op zulke snelheden.
Daarna maakte de agent nog de fout door de mini te vergelijken met mijn vrouw. Hij zei, dat ze op haar leeftijd toch ook niet tekeer ging als een puber met peppillen, omdat ze dan zeker niet veel ouder zou worden.
Dat was natuurlijk tegen het zere been van mijn vrouw. Als een vrouw volop aan het overgangen is moet je haar vooral niet op haar leeftijd wijzen. Da’s gevaarlijk. Da’s uitlokking.
Luttele seconden later had de agent dan ook het nakijken. Plankgas vertrokken we weer en nu ging het zelfs nog harder. Ik heb mijn ogen maar dicht gedaan, want de bomen langs de kant werden strepen en de flitspalen leken wel een stroboscoop, maar deze keer kon de agent ons niet bijhouden.
De mini staat nu in de garage achter een stapel dozen met oud papier. Daar blijft hij voorlopig ook staan, want reken maar dat alle agenten uit de provincie uitkijken naar een rode mini met twee witte lengte strepen en een explosieve dame achter het stuur.

Ons verhaal.

Ons verhaal.
Vandaag ben ik naar fysio geweest, want het werd hoog tijd dat ik mijn spieren weer eens los ging maken.
Aangezien ik zelf nog geen auto rijdt brengt mijn vrouw mij en dat is een hele onderneming.
Normaliter zit ik zelf achter het stuur, omdat ik qua verplaatsing graag de touwtjes zelf in handen heb.
Nu zie ik mij gedwongen om het volledig aan mijn vrouw over te laten en dat is geen sinecure.

Tot zover het gezamelijke begin van dit verhaal. Mijn vrouw en ik hebben samen de zinnen bedacht; om en om. Dat zult u misschien gezien hebben aan de woordkeuze.
Nu ik weer verder, iets wat mij ook meer ligt.

De auto dus. Tja, het is moeilijk om het stuur uit handen te geven. Niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk. Je hebt geen controle meer en zit ernaast een beetje te zitten en te hopen dat je heelhuids thuiskomt.
Als ik zelf rijd weet ik zeker dat ik zonder ongelukken thuiskom, maar dat mag ik natuurlijk vooral niet laten blijken.
Als ik voorzicht opper om ietsje rustiger te rijden krijg ik een vernietigende blik toegeworpen en als ik zeg, dat er regelmatig camera’s staan langs dit stuk weg wordt het gaspedaal nog iets verder ingedrukt, terwijl de lippen van mijn vrouw twee smalle streepjes worden.
Toen we vorige week wegreden van een parkeerterrein nam ze en passant een hoge stoeprand mee met het rechter achterwiel. We knotsten er vierkant overheen en ik liet per ongeluk een verschrikt geluidje ontsnappen.
Nou, de wereld was te klein. Of ik nooit eens een foutje maakte en zoiets kon de beste overkomen en daar kon onze auto best tegen, want we hadden tenslotte niet voor niks zo’n dure auto gekocht. Dit alles kwam eruit met grote, vette uitroeptekens.
Met mijn domme kop zei ik, dat ze de lengte van de auto niet kende en dat ik dacht, dat dat soort dingen alleen aan mannen voorbehouden was.
Na deze opmerking kon ik gaan lopen en ik kan u verzekeren dat het een rot eind was.
Eigenlijk is het dus niks gedaan. Wij mannen moeten gewoon het stuur zelf in handen houden.
Omdat mijn huwelijk me toch wel lief is zal ik dus iets moeten verzinnen.
Nou heb ik laatst een eindje verderop een leuk autootje te koop zien staan. Een originele mini cooper; rood met twee witte lengte streepjes en twee joekels van mistlampen voorop. Een mooi autootje voor mijn vrouw dus.
Een mini heeft wel wat en over de lengte hoef je ook niet moeilijk te doen. Ze kan hem bijvoorbeeld overdwars achter het huis of in de garage parkeren en als ze ergens tegenaan rijdt is er ook geen man overboord. Gewicht zit er haast niet in, dus veel schade kun je niet veroorzaken met zo’n dinky toy.
Het is nog een echte oude mini, dus snelheids overtredingen zitten er ook niet meer in. Van het geld wat we daarmee uitsparen kunnen we makkelijk zo’n autootje op de weg houden.
Binnenkort is het valentijn. Een soort feestdag waar ik normaal gesproken later aan herinnerd wordt, maar deze keer kan ik die dag wel gebruiken om die mini te kopen en met een grote rode strik eromheen naast het huis te zetten.
Kijk, dan gaat mijn vrouw voor de bijl. Zo’n leuke oude mini helemaal voor haar alleen en ook nog een rooie!
Heren, ik heb mijn eigen stuur weer in handen.

(Lees “Ons verhaal” geschreven door mijn vrouw op: www.nynke-nynkedegraaf.blogspot.com)