maandag 13 juli 2009

Vakantie.


Vakantie.

Het is weer zover. We moeten op vakantie, met de tent en liefst zo ver mogelijk weg.
Voor een gedeelte van de mensen is dit een jaarlijks terugkerend feest. Iets om lang naar toe te leven. Voor mij is het een noodzakelijk kwaad en alleen maar bedoeld om mijn vrouw een beetje tevreden te houden. Ik veins enthousiasme en stap, in stilte zuchtend, in onze afgeladen auto om de verre reis aan te vangen.
In eerste instantie zouden we naar Tjechië; voor mij verschrikkelijk ver weg. We zijn daar twee jaar geleden op vakantie geweest en het was puur geluk dat we daar zonder noemenswaardige ongelukken weer weg zijn gekomen. Niemand heeft daar iets geleerd over verkeersregels. Het recht van de sterkste geldt daar en als je niet hondsbrutaal bent, kom je daar ook nooit weer weg omdat niemand je voorrang geeft. Een kwestie van ogen dicht, gas geven en hopen dat ze remmen. Wat was ik in stilte dankbaar dat het daar deze zomer slecht weer was. Overstromingen, koud, kortom, daar wil je niet naartoe voor een warme en ontspannen vakantie.
Maar goed, mijn vrouw heeft een broer die ook verknocht is aan verre reizen en hij had nog een mooi adresje voor ons in de Ardennen. Een fraaie camping. Niet te groot en met een kasteel.
Mijn vrouw was gelijk verkocht; daar moesten we heen! Het hele jaar zitten we in een kasteel ons dagelijks brood te verdienen en nu moeten we in onze vakantie weer in een kasteel, of in ons geval, in een tent ernaast. De wegen van de vrouw zijn soms ondoorgrondelijk.
De belgische ardennen dus. Aardig volk die belgen. Gemakkelijk ook. Dat vind je ook terug in het feit dat de belgen denken dat iedereen daar de weg weet. Vandaar dat ze zo minimaal mogelijk wegwijzers neerzetten. Waarom zou je ook als iedereen toch al weet waar ze wezen moeten. Gemakshalve vergeten ze dan even die domme hollanders die direct over de grens al verdwalen. Tot en met Maastricht is er geen vuiltje aan de lucht. Daarna echter lijkt het op een middernachtelijke dropping in een vreemd bos: geen bord meer te bekennen en als er wel een bord staat, is hij goed verdekt opgesteld in de bosjes. Daar kom je dan pas achter als je al een kilometer of vijftig de verkeerde kant op rijdt. De weg vragen heeft ook al geen zin aangezien ze daar een vreemd soort frans spreken en dat verstaan wij dan weer niet. Ze lachen erbij en maken wilde, brede armgebaren maar voor hetzelfde geld leggen ze je uit hoe je de echte belgische frieten moet frituren. Na zo’n lange tirade heb je nog geen idee waar je bent. Om een eind aan de spraakverwarring te maken roep je dan een paar keer “merci” en “au revoir” en dan knijp je ertussen uit. Dag, belg, ik zoek het zelf wel uit. U begrijpt het al, ik ben er vaker geweest en ondanks de eigenaardigheden van de bewoners blijft het een mooi land.
Helaas volgt nu de volgende stap, de voorbereiding. Dit houdt in dat alle benodigdheden bij elkaar gezocht moeten worden. Ik had in een verloren kwartiertje even een lijstje gemaakt van wat ik dacht nodig te hebben voor zo’n vakantie, maar dat lijstje was lang niet compleet volgens mijn vrouw.
Nee, er werden nog zo’n drie A-4tjes aan toegevoegd en dat schijnen we allemaal nodig te hebben.
In mijn naïviteit dacht ik dat kamperen nog echt kamperen was. Een klapstoeltje om op te zitten, een luchtbed om op te slapen en een brandertje om iets warms te kunnen maken. Veel meer kan een mens in een tent toch niet nodig hebben?
Nou, volgens mijn eega hebben we allebei een standenstoel nodig met goede kussens en een voetenbankje, een kastje om het gasstel op te zetten, electrisch licht, een electrisch opblaasbaar luchtmatras, ons eigen beddegoed en, tot overmaat van ramp, het koffiezet apparaat. Kijk, dan begin ik toch lichtelijk opstandig te worden. Een koffiezet apparaat. In een tent aan een snel stromende rivier. Waar is de romantiek van de eenvoud gebleven.
Eigenlijk ga ik al een beetje tegen mijn zin kamperen, maar als ik dan eenmaal zover ben dat ik mezelf over die grens heengezet heb dan wil ik ook kamperen. Afzien. Terug naar vroeger toen we nog blij waren als we een plastic bekertje met warm water kregen en dan met acht man een theezakje moesten delen. Als je dan de laatste was, had je pech. Er was geen smaak meer uit te persen, maar we bleven lachen en jaren later hadden we het er nog over tijdens de lange koude winteravonden voor de open haard. Ja, dat waren nog eens tijden. Daar moet je nu eens om komen. Als het koffiezetapparaat niet mee kan hebben ze geen fijne vakantie.
Nou, ik heb mijn besluit genomen: we blijven thuis! Om mijn vrouw een plezier te doen zet ik achter in de tuin de tent op. Dan kan zij lekker op het luchtbed en heb ik ons waterbed helemaal voor mezelf.
Zo nu en dan kan ze koffie komen drinken bij mij. Vers gezette koffie. Mensen, wat een rust!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten