zaterdag 23 mei 2009

De rozen van tante Bep.


De rozen van tante Bep.

Afgelopen week ben ik weer bij tante Bep langs geweest; even kijken hoe het met haar ging.
Het ging gelukkig goed. Ze liep al wat vlotter, had eigenlijk geen pijn meer aan haar losgeschoten heup en aan haar woordenschat mankeerde ook nog niets.
Ze probeerde me eerst weer brandnetelthee aan te smeren, want dat is immers zo gezond, maar na een kwartiertje uitleggen van mijn kant dat ik dat toch echt niet te pruimen vind, zette ze toch een pot koffie. Ouderwetse pruttelkoffie; erg sterk en erg heet met gekookte melk met vellen.
Tja, die vellen lust ik ook niet en ik had geen zuster bij de hand die ze wel graag lust, dus het was nog een hele klus om om die vellen heen te drinken. Maar goed, ik had de tijd en ik had bijna mijn kop koffie leeg toen tante Bep mij vroeg of ik een klein klusje in de tuin wilde doen voor haar. Normaal zou ze dat zelf even gedaan hebben, maar van de dokter moest ze nog even rustig aan doen.
Zonder verder te vragen, zei ik:”Tuurlijk ,geen punt, doe ik wel eventjes.”Dat had ik beter niet kunnen zeggen, want de rozenstruiken moesten gesnoeid worden. Ik vind het meestal leuk om in de tuin te werken, maar aan rozen heb ik een bloedhekel. Ze zijn mooi als ze bloeien, da’s waar, maar verder ook niet. De struiken zijn ondingen. Je kunt er niet eens voorbij lopen zonder een paar fikse schrammen op te lopen. Hoe voorzichtig je ook bent, je bent de klos. Daarom vind ik rozen alleen mooi als ze bloeien en in een bak bij de bloemist staan. Het is dan wel zaak om er met een boog omheen te lopen en ze ook vooral niet te kopen voor je vrouw, want dan zit je alsnog een week met je handen in het verband.
Desalniettemin, de rozen van tante Bep bleken totaal verwilderd. Een bos van een meter of vijftien over de breedte van de achtertuin. Ik probeerde nog tegenwerpingen te maken: “Het is niet de goede tijd van het jaar” en “Straks bloeien ze helemaal niet of erger nog, ze gaan eraan dood als ik ze nu snoei.” Daar had tante Bep geen boodschap aan. Nee, ze moesten gesnoeid, gekortwiekt, halveren die hap! U begrijpt het al: ik kwam er niet onderuit, dus ben ik in haar schuurtje op zoek gegaan naar goede werkhandschoenen en een snoeischaar. Al snel vond ik zo’n schaar. Uit het jaar nul; zo stomp als wat, je kon er gerust een klein kind mee laten spelen, er was met de beste wil van de wereld geen schade mee aan te richten. De werkhandschoenen die ik vond waren van hetzelfde kaliber. Onbruikbaar dus.
Ik heb tegen tante Bep gezegd dat ik eerst naar huis ging om goed materiaal te halen en dan morgen terug zou komen om de rozen weer in toom te krijgen. Op deze manier had ik nog een hele avond en nacht om een geldige smoes te bedenken, maar hoe ik ook dacht, ik kon er met goed fatsoen niet onderuit. De volgende dag vertrok ik dus richting rozenbos. Een beetje fatalistisch zei ik tegen mijn vrouw: “Zij die zich gaan verwonden, groeten u.”
Ik ben ruim een halve dag bezig geweest om de struiken te snoeien. Mijn armen en handen zaten daarna vol schrammen en sneden, want ook de hele dure handschoenen die ik droeg, waren niet bestand tegen de grootste doornen.
Toen ik eindelijk aan de keukentafel van tante Bep neerzeeg en mijn bebloede handen voorzichtig op het zeiltje legde, zei tante Bep dat ze een heel goed middeltje tegen zulke krasjes had: ingedikte brandnetelthee! Ach, ik was aan het eind van mijn latijn en ik vond alles goed, dus tante Bep schommelde naar de bijkeuken en kwam terug met een pot met een bruinig goedje erin. Ja, ja, er ging toch maar niks boven de aloude huismiddelen die zij nog geleerd had van haar grootvader zaliger. Ik kreeg een paar dikke klodders op mijn armen. Ze deed het met een lepel, want ze wilde het spul liever zelf niet aanraken. Binnen tien seconden begreep ik waarom: ik had net zo goed tot mijn oksels in de brandnetels kunnen gaan staan en als u die pijn vermenigvuldigt met tien komt u ongeveer op hetgeen ik voelde.
Het is niet te beschrijven. Ik stond in de fik, alsof ze met dat botte snoeimes mijn vel aan het afpellen waren. Kent u tijgerbalsem? Smeer dat eens in een open schaafwond. Zo ongeveer was mijn beleving van het smeerseltje van tante Bep.
Intussen ging tante Bep tegenover mij aan tafel zitten en keek me vriendelijk aan. Ze vroeg:”Zeg eens eerlijk, Gerard, doen die schrammen nu nog pijn?”
Om eerlijk te zijn deed de alles overheersende pijn van die ingedikte brandnetels mij de schrammen vergeten, dus terwijl het zweet mij langs mijn rug droop, zei ik met klapperende kaken:”Nee, tante Bep, die schrammen doen geen pijn meer”.
Het heeft twee volle dagen geduurd voordat ik van de pijn af was. Mijn armen en handen zijn nog wel vuurrood en erg gevoelig. Wonderlijk genoeg zijn de schrammen weg. Niets meer van te zien. Toch kies ik de volgende keer voor de schrammen, hoewel ik na deze keer echt nooit meer rozen ga snoeien. Alleen nog pioenrozen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten