vrijdag 2 januari 2009

Openbaar vervoer.


Openbaar vervoer.


Laatst heb ik een klein reisverslagje geschreven over mijn tripje naar Emmen met de bus en alle nadelige gevolgen die dat tripje had voor mijn mening over het openbaar vervoer.
Enkele lezers vonden dat toch wel wat kort door de bocht, omdat je niet kunt oordelen op basis van zo’n enkel ritje, dus heb ik een mijn weerzin overwonnen en heb het nu iets uitgebreider aangepakt.
Dat ik deze overwinning op mezelf de desbetreffende lezers zeer kwalijk neem moge blijken uit het volgende reisverslag c.q. overlevingstocht.
Mijn reis begon in Assen, hoewel ik daar niet woon, maar het enige openbare vervoer van mijn huis naar het dichtsbijzijnde station is nu eenmaal de bus en dat vertik ik, netjes uitgedrukt.
Dus ik ben met de auto naar Assen gereden en daar op de trein gestapt. Makkelijk gezegd, moeilijk gedaan, want zie eerst maar eens een parkeerplaatsje te vinden.
Uiteindelijk is dat gelukt en nadat ik me een paar minuten wezenloos ergerde over de parkeertarieven ben ik op zoek gegaan naar het kaartverkooploket, een overigens mooi galgenwoordje.
Dit loket vond ik dus niet en na wat rondvragen bleek ik zo’n kaartjes automaat te moeten gebruiken.
Nu ben ik niet eens een computer analfabeet, maar ik heb er toch ruim een kwartier over gedaan om het juiste kaartje naar de juiste bestemming te bemachtigen en ondertussen was mijn tweede trein al vertrokken.
Desalniettemin, ik had mezelf voorgenomen om met open vizier deze dag tegemoet te treden, dus ik laat me niet door zo’n apparaat uit het veld slaan.
Even later in de trein. Ik zit op een niet al te comfortabele loveseat, een tweezitsbank mag je het niet noemen gezien de afmeting, naast een zwaarlijvige vrouw en de gedwongen intimiteit van het dij tegen dij zitten bevalt mij slecht en ik verlang sterk naar het strakke figuur van mijn eigen vrouw.
Ook nu weer bedenk ik me dat elk nadeel een voordeel heeft. Wat zal het thuiskomen vanavond prettig zijn!
Bij Zwolle aangekomen verlaat deze vrouw gelukkig de trein samen met vele anderen, maar alle plaatsen worden weer door nieuwe treinkuddes ingenomen. Nu zit er een man naast mij en zo mogelijk nog dikker dan de vrouw. Hij is keurig in het pak, maar verspreidt een onaangename transpiratie lucht en ik vermoed dat dit aroma ook aan mij gaat kleven voor de rest van de dag.
Vlak voor Amsterdam komt de trein ineens tot stilstand. Heel vreemd midden in een weiland en ik zit verbaasd te wachten op een mededeling van de machinist waarom we stilstaan.
Het lijkt wel of de ervaren reiziger dit gewend is, want er komt heel weinig reactie. De meeste mensen lezen hun krantje en kijken niet op of om.
Dit zonder uitleg stilstaan duurt bijna een kwartier. Bijna vijftien minuten! Ineens begint de trein weer langzaam te rijden om een paar honderd meter verderop weer stil te staan en weer zonder uitleg. Erg frustrerend, maar ik leg me er maar bij neer. Een conducteur vragen naar de reden heeft toch geen zin gezien zijn reactie toen ik vroeg waar de koffiekar bleef. Een meewarig lachje was het enige wat hij produceerde en hij zag mij duidelijk aan voor een trein beginneling.
Na een paar minuten komen we weer op gang en nu rijden we door tot aan Amsterdam Centraal alwaar ik uitstap. Eerst koffie drinken.
Het verlangen bekruipt me om een gezellig verwarmd terras te zoeken op de Dam en dan de hele dag lekker mensjes kijken, aan het eind van de middag een taxi bestellen naar Assen en dan met de auto naar huis. Kost wat, maar dan heb je ook wat.
Maar nee, ik kan dat niet rechtvaardigen tegenover mijn lezers, dus na de koffie ben ik op zoek gegaan naar de metro. Jawel.
Ik moet zeggen, dat de metro mij meeviel. Het was er redelijk schoon en ik zat nu eens niet klem tussen een raampje en een ander persoon.
Het ging ook snel en dat de ramen net zo vies waren als in de trein maakt niet uit, want je hebt toch geen uitzicht.
Aan de andere kant van Amsterdam kwam ik weer boven de grond. Evenzogoed een rare gedachte als je door de stad loopt dat er dan onder je voeten een heel andere wereld aan de gang is.
Goed, nu nog op zoek naar een tramhalte waar een tram stopt die richting centrum gaat en die is vrij snel gevonden .
Volgens mij ben ik de enige passagier die betaalt. De rest loopt zonder op of om te zien door en ploft neer of gaat aan een beugel hangen. Tegen de tijd dat de chauffeur met mij afgerekend heeft, hij kijkt mij ondertussen knap smerig aan, zijn er alleen nog een paar beugels in het gangpad vrij.
Ik zou zeggen: probeer het zelf eens. Mensen betalen goud geld in pretparken voor zo’n achtbaan enzo, maar voor een kaartje in de tram krijg je hetzelfde, zo niet meer. Het is een achtbaan en botsauto’s in één.
Ik begrijp niet hoe de oudere Amsterdammers dit zonder botbreuken overleven. Je wordt van de ene kant naar de andere kant gesmeten en het onverhoedse remmen en optrekken is een aanslag op spiergroepen die een normaal mens niet of nauwelijks gebruikt.
Wel begrijp ik nu beter, dat Amsterdammers bekend staan om hun nogal groffe taalgebruik. Door die enkele rit met de tram heb ik mijn vocabulaire ook aardig aan kunnen vullen. Er schieten je allerlei enge ziektes en dergelijke door je hoofd als je half overdwars zwevend door een bocht giert.
Toch heb ik zonder ernstige ongelukken het centrum gehaald en ben op het eerste het beste terrasje neergezegen om bij te komen onder het genot van een dampende kop koffie.
Toen na een half uur de ernstigste trillingen in mijn benen afgenomen waren ben ik te voet terug naar het station gegaan. Het was al half acht en gelukkig na de avondspits dus.
Van de terugreis valt niet zoveel te vertellen. Ik had de ruimte. ’s Avonds schijnen er niet veel mensen te reizen en het was wel gezellig met een groep jongelui die zo’n drent als ik wel leuk vonden, ik heb mijn belevenissen verteld en zij deelden een trompetvormige sigaret met mij. Erg hygiënisch vond ik dat niet, omdat we allemaal aan hetzelfde mondstuk lurkten, maar ik wilde ook weer niet moeilijk doen en het werd steeds gezelliger. We hebben ontzettend gelachen, maar waarom weet ik eigenlijk niet meer.
Toen ik na de treinreis eindelijk mijn auto had terug gevonden en ging betalen bij de automaat kreeg ik weer vreselijk de slappe lach. Wat erg die prijzen. Een dagje parkeren op zo’n parkeerplaats kostte bijna net zoveel als mijn retourtje naar Amsterdam.
Aan het eind van de avond was ik thuis. Een beetje rozig stapte ik binnen en vertelde in geuren en kleuren mijn terugreis waarop mijn vrouw ontzettend moest lachen, maar ze wilde me niet vertellen waarom. Daar zou ik nog wel eens achter komen.
Alles bij elkaar genomen hou ik het in het vervolg toch maar bij de auto.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten